Aan het begin van de twintigste eeuw telde het departement dertig medewerkers, plus drie attaché’s en een vice-consul. In 1914 was het aantal legaties dat in 1850 nog zestien bedroeg, gegroeid tot tweeëntwintig. Deze stijging was voornamelijk het gevolg van de verheffing van consulaten-generaal tot gezantschappen.
Het uitbreken van de eerste wereldoorlog veroorzaakte een grote uitbreiding van de taken van het departement. De personele bezetting bleek onvoldoende. Diplomatieke en consulaire ambtenaren werden gedetacheerd op het departement en nieuwe krachten werden aangetrokken. De afdeling Politieke Zaken hield zich bezig met de schendingen van de neutraliteit, terwijl de afdeling Handels- en Consulaire Zaken zich bezig hield met blokkades en verkeer en vervoer. Tevens werd de Nederlandsche Overzeese Trustmaatschappij (NOT) opgericht. Officieel was dit alleen een instrument voor samenwerking tussen handel en industrie, maar in de praktijk beheerste de NOT alle buitenlandse economische relaties. De NOT hield de import op peil door de geallieerden te beloven de geïmporteerde goederen niet door te voeren naar de Centrale mogendheden.
Zie voorts:
- F.G. Moquette, Van BEP tot BEB. De aanpassing van de bestuurlijke structuren aan de ontwikkelingen van de buitenlandse economische betrekkingen in Nederland sinds 1795, Leiden, 1993
- E. Denig, C.D. Poldervaart en C. van Wermeskerken, Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag, 1985
- C.B. Wels, Aloofness & Neutrality. Studies on Dutch Foreign Relations and Policy-Making Institutions, Utrecht, 1982
- Organisatie en reorganisatie van het departement van buitenlandse zaken, Den Haag, 1950.