Europees Parlement

De eerste „parlementaire” vergadering op Europees niveau was de „Gemeenschappelijke Vergadering” van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EKSG) met 78 leden. Deze vond plaats in 1952. Vanaf 1958 werd de naam veranderd in „Europees Parlement” met uitbreidingen van het aantal lidstaten in 1973, 1979, 1981 en 1986. Van 1952 tot 1973 waren zes lidstaten vertegenwoordigd en in 2000 zijn het er vijftien. Het aantal leden nam dientengevolge toe van 142 in 1958 tot 518 in 1986 en 626 in 1999.

Tabel 10. Vertegenwoordiging van vrouwen in de door het Nederlandse parlement aangewezen en rechtstreeks gekozen Nederlandse delegatie in het Europees Parlement, absoluut en percentages, 1952-1999 (a).

Europees Parlement

Mannen en

Jaren

Vrouwen

Vrouwen

% Vrouwen

1952 (b)

10

1

10,0

1962

14

1

7,1

1973 (c)

13

1

7,7

1979

25

5

20,0

1984

25

7

28,0

1989

25

7

28,0

1994

31

10

32,3

1999

31

11

35,5

a. Vanaf de oprichting van het Europees Parlement in 1952 (toen nog de Gemeenschappelijke Vergadering van de EGKS), tot de eerste rechtstreekse verkiezingen in 1979, werden de leden van het Europees Parlement indirect gekozen door en uit de nationale parlementen van de lidstaten.

b. Peildata zijn: 26 augustus 1952, 1 januari 1962 en 1april 1973.

c. Het eerste jaar dat de Algemene Vergadering uit afgevaardigden van negen landen was samengesteld.

Bron: 1952, 1962, 1973: Europese Gemeenschappen – Europees Parlement, Een parlement in volle ontwikkeling. 1952-1988. Luxemburg, derde editie 1989; 1984, 1989: CBS, Statistisch Zakboek, 1988, 1990, 1995, 1999.

Tot 1979 wezen de nationale parlementen uit hun midden leden aan voor het Europees Parlement, met als gevolg dat de leden in het Europees Parlement een dubbelmandaat hadden. Het absolute aandeel vrouwen in de Nederlandse delegatie was in deze jaren telkens één, in percentages tussen de 7 % en 10 %, ongeveer gelijk aan het percentage vrouwen in de Tweede Kamer in diezelfde periode. Na de rechtstreekse verkiezingen in 1979 verdubbelde het percentage vrouwen in de Nederlandse delegatie tot 20 % om in 1983 en 1989 uit te komen op 28 % en in 1999 op 35 %.

Tabel 11. Nederlandse vrouwen in het Europese Parlement, 1952-1999 (a).

Leden Europees Parlement

Nederlandse

Fractie/Partij

Eerste/

Tweede Kamer

Zittings-

periode

Aangewezen leden

(1952-1978)

M.A.M. Klompé

KVP

Tweede Kamer

1952 – 1956

J. Schouwenaar-Franssen

VVD

Eerste Kamer

1960 – 1963

J.C. Rutgers

ARP

Tweede Kamer

1963 – 1967

N. Barendregt

PvdA

Tweede Kamer

Maart ’73 – Juni ’73

J.B. Krouwel-Vlam

PvdA

Tweede Kamer

1977 – 1979

Rechtsstreeks gekozen leden

(vanaf 1979)

E.C.A.M. Boot

CDA

Niet

1979 – 1989

S. Dekker

D’66

Niet

1979 – 1981

I. van den Heuvel

PvdA

Niet

1979 – 1989

J.B. Krouwel-Vlam

PvdA

Niet

1979 – 1984

J.R.H. Maij-Weggen

CDA

Niet

1979 –

nov. ’89 (b)

1994 –

H. d’Ancona

PvdA

Niet

1984 –

nov. ’89 (b)

1994 – 1999

J.E.S. Larive

VVD

Niet

1994 – 1999

Y.M.C.Th. van Rooy

CDA

Niet

24-7-’84/

29-10-’86 (b)

P.B.M. van Dijk

CPN/G.Links

Niet

1986 – 1999

M.M. van den Brink

PvdA

Niet

1989 – 1994

A.M.C. Goedmakers

PvdA

Niet

1989 – 1994

K.M.H. Peijs

CDA

Niet

1989 –

M.J.A. van Putten

PvdA

Niet

1989 – 1994

M.G.H.C. Oomen-Ruijten

CDA

Niet

1989 –

L.G.L. van Bladel

PvdA

Niet

1994 – 1999

J.L.A. Boogerd-Quaak

D66

Niet

1994 – 1999

P.C. Plooij-van Gorsel

D66

Niet

1994 –

K.M. Buitenweg

Groen-Links

Niet

1999 –

J. v. d. Burg

PvdA

Niet

1999 –

D. Corbey

PvdA

Niet

1999 –

L. v. d. Laan

D66

Niet

1999 –

M. Martens

CDA

Niet

1999 –

M.J. Sanders-ten Holte

VVD

Niet

1999 –

J. Swiebel

PvdA

Niet

1999 –

a. Stand per september 1999.

b. Verliet parlement vanwege benoeming in de Nederlandse regering.

Bron: Europese Gemeenschappen – Europees Parlement, Een parlement in volle ontwikkeling 1952-1988, Luxemburg, 1989. Voorlichtingsbureau Europees Parlement, De 25 Nederlanders in het Europees Parlement, Den Haag, 1990; Europese Almanak, Europese Commissie Bureau in Nederland, 1999.

Ook in de delegaties van de overige EU-landen in het Europees Parlement is het aandeel van vrouwen vrij hoog, vergeleken bij de vertegenwoordiging van vrouwen in de nationale parlementen. Ook hier geldt als verklaring dat met uitzondering van Groot Brittannïe, alle landen het systeem van proportionele vertegenwoordiging hanteren voor het kiezen van de leden van het Europees Parlement, terwijl bij de nationale parlementsverkiezingen meer landen het meerderheidsstelsel hanteren. Na de verkiezingen voor het Europees Parlement in juni 1999 is het aandeel van vrouwelijke Europarlementariërs opgelopen tot 30%.

Tabel 12. Vrouwen in het Europees Parlement

Verkiezingsjaar

Totaal aantal leden

Aantal vrouwen

% Vrouwen

1979

410

66

16.1

1984

518

83

16.0

1989

518

103

19.9

1994

567

147

25.9

1999

626

187

29.9

Bron: European Women´s Lobby, 1999, Brussel.

Scroll naar boven