In Nederland was de econoom F.A.G. Keesing vanaf 1945 als raadsadviseur op het ministerie van Financiën betrokken bij besprekingen over de regeling van het betalingsverkeer tussen de Beneluxstaten en bij verdergaande plannen voor het internationale betalingsverkeer. Na de conferentie over de Marshallhulp in 1947 in Parijs kwamen in november 1947 door hem ontwikkelde afspraken tot stand tussen de Beneluxlanden, Frankrijk en Italië. Hierbij werden vorderingen op het ene land gebruikt als betaling voor schulden aan andere landen. “Clearing” van deze betalingsverplichtingen werd verzorgd door de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) in Bazel. Een echt succes was dit door het overwegend bilaterale karakter nog niet maar de totstandkoming van de OEES bood nieuwe mogelijkheden. In oktober 1948 sloten de OEES-landen een verdrag over het West-Europese betalingsverkeer, waarbij een fonds werd ingesteld waarin landen hun valuta aan elkaar beschikbaar stelden met mogelijkheden voor voorwaardelijke Marshallhulp. Op 19 september 1950 kwam de Europese Betalingsunie tot stand (met terugwerkende kracht tot juli). Dankzij een door de Marshallhulp geleverd startkapitaal kon deze instelling vorderingen en schulden uit het inter-Europese goederen- en dienstenverkeer verrekenen. Ook hierbij zorgde de BIB voor “clearing”. Door het toegenomen multilaterale kader kon de handel zich beter ontplooien dan in de oorspronkelijke situatie waarin de verrekening alleen bilateraal mogelijk was. De Europese Betalingsunie ondernam verschillende keren onderlinge hulpacties die ertoe bijdroegen dat landen leerden hun beleid te coördineren. De organisatie had zichzelf overbodig gemaakt, toen de Europese munten in 1958 volledig inwisselbaar waren geworden, en hield toen op te bestaan.
Minister van Financiën Lieftinck benoemde Keesing voor een jaar als Nederlands bewindvoerder bij de Europese Betalingsunie. Voor afloop van dat jaar vond Keesing in 1951 werk bij het Internationaal Monetair Fonds in Washington DC. Daar werd hij hoofd van de afdeling voor deviezenbeperking en in 1964 directeur van het opleidingsinstituut van het IMF. De functie van bewindvoerder bij de Europese Betalingsunie werd voortaan vervuld door een directeur van de Nederlandsche Bank. S. Posthuma was bewindvoerder van 1951 tot 1955.
Met de Bank voor Internationale Betalingen heeft Nederland een sterke band doordat het gedurende bijna de helft van het bestaan van de BIB het voorzitterschap heeft bekleed, vaak in combinatie met het voorzitterschap van de Nederlandsche Bank. Dit was evenwel niet het geval in de periode 1945-1958. Nederlandse voorzitters van de BIB waren L.J.A. Trip (1933-1937) en J.W. Beyen (1937-1940) en na de oorlog M.W. Holtrop (1958-1967), J. Zijlstra (1967-1981), W. Duisenberg (1988-1991; 1994-1997) en A.H.E.M. Wellink (2002).
Zie voor de Europese Betalingsunie, de BIB en de Nederlandsche Bank:
- M.M.G. Fase, Tussen behoud en vernieuwing. Geschiedenis van de Nederlandsche Bank 1948-1973, Zesde Deel, Den Haag, 2000
- Th.G.J.M. van de Burgt, De “Bank for International Settlements”te Bazel 1930-1948
- F.A.G. Keesing, De Europese betalingsunie, Amsterdam, 1950.