Politieke partijen vervullen in het maatschappelijk en politiek bestel verschillende functies, die in de tijd variëren. De oudste functie van politieke partijen is die van recrutering en selectie van de politieke elites. Zij krijgt in Nederland vooral gestalte in het stellen van kandidaten voor vertegenwoordigende lichamen, hoewel ook bij de benoemingen van burgemeesters, commissarissen van de Koningin, hoge ambtenaren op departementen en anderen de partijpolitieke kleur van belang kan zijn.
Articulatie en aggregatie van wensen en belangen, zoals die in de maatschappij aanwezig zijn, vormen twee andere belangrijke functies van partijen. Toen de partijen in de negentiende eeuw ontstonden, concentreerden zij zich in eerste instantie op het formuleren van eisen (articulatie) op bepaalde deelgebieden: het lager onderwijs, de sociale kwestie, het kiesrecht. Geconfronteerd met het controleren en soms ook bepalen van het totale overheidsbeleid, zagen zij zich gedwongen zich bezig te houden met uiteenlopende zaken en rekening te houden met verschillende wensen, die niet altijd zonder meer met elkaar te combineren waren. Met de ideologie of maatschappijbeschouwing als scheidsrechter probeerden de partijen de verschillende belangen tegen elkaar af te wegen en het resultaat daarvan in een intern consistent programma op te nemen (aggregatie).
Door de groei van het electoraat stonden de partijen voor de taak vele kiezers voor zich te winnen en aan zich te binden. Gezamenlijk verwierven zij hierdoor de functies van mobilisering en (politieke) socialisering, waardoor de burgers in het politieke systeem worden geïntegreerd. Vanzelfsprekend doen de partijen dit elk op eigen wijze en vanuit verschillende maatschappijbeschouwingen. In het algemeen wordt er van uitgegaan dat een politiek systeem als de parlementaire democratie voor zijn voortbestaan en legitimatie op een bepaalde mate van participatie van de burgers moet kunnen rekenen. Partijen bieden hiervoor een belangrijke mogelijkheid. Tijdens de verkiezingscampagnes wekken zij de burgers op gebruik te maken van hun stem (ten tijde van de opkomstplicht, 1918-1967, was dit minder noodzakelijk om legitimatieredenen dan om redenen van eigenbelang). Daarnaast biedt het lidmaatschap van partijen de mogelijkheid te participeren in de interne besluitvorming van partijen of namens de partij in een volksvertegenwoordigend lichaam plaats te nemen. Om deze vormen van participatie succesvol te doen verlopen, verzorgen partijen hun eigen interne vormings- en scholingsprogramma’s. Door deze socialisatie van partijleden kreeg de partijtop de beschikking over een uitgebreid communicatiekanaal, waarlangs deze van bovenaf de vorming van de publieke opinie kon sturen en tevens kon vernemen wat er aan gevoelens bij de maatschappelijke basis leefde (communicatiefunctie).
Over functies en – volgens sommigen – functieverlies van partijen is veelvuldig geschreven, vaak als onderdeel van een algemene beschouwing over politieke partijen. Daarbij worden soms nog andere functies genoemd. Zie de literatuuropgave in paragraaf 1.4 en paragraaf 4.3.