Artikel 100 Gemeentewet schrijft voor dat er in elke gemeente een griffier is: “In iedere gemeente is een secretaris en een griffier”. Deze verplichting zat oorspronkelijk niet in het wetsvoorstel dualisering, maar is er in gekomen door een amendement van De Cloe (PvdA).
Het uit elkaar trekken van college en raad maakte de invoering van de griffiersfunctie noodzakelijk: de gemeentesecretaris (de hoogste gemeentelijke ambtenaar die voorheen raad en college terzijde stond) ging de ambtelijke ondersteuning van het college verzorgen.
De griffier wordt door de Gemeenteraad benoemd en ontslagen. HIj staat de gemeenteraadsleden bij in het uitoefenen van hun functie. In de grotere gemeenten wordt de griffie daarin bijgestaan door medewerkers waarmee hij gezamenlijk de griffie vormt. De griffie(r) zorgt voor de ambtelijke ondersteuning, waaronder tal van werkzaamheden kunnen worden verstaan: het organiseren van werkbezoeken; het opstellen van verslagen van vergaderingen van de raad(scommissies); het bewaken van de procedures, het adviseren over het gebruik van de raadsinstrumenten (moties, amendementen); en meer inhoudelijke ondersteuning (het behulpzaam zijn bij de opstelling van moties bijvoorbeeld). Een belangrijke taak is ook het daadwerkelijk doen invoeren van een duale werkwijze: het tot stand brengen van een cultuuromslag niet alleen bij het college, maar ook bij de raadsleden.
In grotere gemeenten fungeert een Presidium van de gemeenteraad, waarin de fractievoorzitters of de commissievoorzitters zitting hebben. Dit presidium is bij de dagelijkse werkzaamheden het aanspreekpunt van de griffier. Het Presidium stelt de agenda van de raad vast en houdt zich bezig met de hoofdlijnen van de organisatie van de raad. De griffie is dan belast met de uitvoering van de besluiten van het Presidium.
In veel gemeenten bestaat een overleg tussen burgemeester, secretaris en griffier: het BAD-overleg.
De griffier is verplicht aanwezig te zijn bij raadsvergaderingen.