De oorsprong van het boeddhisme ligt in de noordoostelijke delta van de rivier de Ganges (India), waar in de zesde eeuw voor Christus de Indiase prins Gautama getroffen werd door de zinloosheid van het bestaan. Hij verliet zijn huis en zijn gezin en trachtte als rondtrekkend bedelmonnik via ascese en meditatie deze zinloosheid te ontstijgen. Na een tocht van zes jaar bereikte hij tenslotte het inzicht in de samenhang tussen de kringloop der wedergeboorten (samsara) en het lijden van de mens en de oorzaken ervan en wist hij hoe die kringloop doorbroken kon worden (de weg tot verlossing, het nirvana). Vanaf dat moment werd hij Boeddha, de „verlichte”, genoemd. Tot zijn dood, ongeveer 40 jaar nadien, zou hij predikend rondgaan om dit inzicht aan anderen door te geven. Zijn volgelingen organiseerde hij in een gemeenschap van geestelijken en leken. Hij ging uit van het individuele lijden van de mens, dat overwonnen kon worden door de oorzaken ervan, namelijk gehechtheid en onwetendheid, aan te pakken.
Zo ontstond het boeddhisme, dat zich in interactie met plaatselijke, regionale en nationale culturen zou verbreden tot een grote diversiteit aan religieuze vormen, die echter drie onderdelen (triratna, de drie juwelen) gemeen hebben: Boeddha, als leraar en inspirator, de dhama, de leer over het wezen der dingen en de sangha, de gemeenschap van monniken, nonnen, manlijke en vrouwelijke leken, in deze volgorde van belangrijkheid. De boeddhistische leer komt neer op de volgende „vier edele waarheden”:
- Er bestaat lijden en wel op drie niveaus: het fysieke, het psychische en het existentiële lijden
- Oorzaak van het lijden is de begeerte, waaruit gehechtheid voortkomt en die gebaseerd is op onwetendheid
- Het is mogelijk het lijden op te heffen
- De weg daartoe is het „edele achtvoudige pad”.
Dat pad wordt achtvoudig genoemd omdat er traditioneel acht stadia onderscheiden worden: juist vertrouwen (in Boeddha, zijn leer en zijn gemeenschap), juiste intentie (keuze voor het goede), juist spreken (niet liegen en kwaadspreken), juist handelen (niet doden, niet stelen, geen seksuele misdragingen), juiste leefwijze (geen beroepen die anderen schade berokkenen als bijvoorbeeld militair), juist streven, juiste aandacht en juiste concentratie. Meditatie speelt een essentiële rol. Uiteindelijk voert dit achtvoudige pad tot het inzicht, dat verlossing betekent. Het is vrijwel uitgesloten, dat dit pad naar verlossing in één leven afgelegd zou kunnen worden. Boeddhisten geloven in reïncarnatie en streven naar een betere wedergeboorte door het verzamelen van goed karma (vergelijk het hindoeïsme).
Als hoofdstromen kunnen onderscheiden worden het Hinayanaboeddhisme (of Theravada-boeddhisme), dat vooral in Zuidoost-Azië voorkomt, en het Mahayana-boeddhisme, dat zich vooral in Noordoost-Azië heeft gevestigd. Mahayana betekent letterlijk „groot voertuig”, waarmee bedoeld wordt alles en iedereen omvattend. Deze richting ontwikkelde zich rond het begin van onze jaartelling als een reactie op het traditionele boeddhisme, dat geringschattend hinayana („klein voertuig”) werd genoemd. Het verschil heeft te maken met het volmaaktheidsideaal. Het mahayana is meer op de wereld en de nog niet verlichte mens betrokken dan het hinayana. Een nieuwere ontwikkeling vormt het vajrayana („diamanten voertuig”), dat ontstond in de vierde en vijfde eeuw aan de grote klooster-universiteiten van Noord-India. Het Tibetaanse boeddhisme is op het vajrayana-boeddhisme gebaseerd. Tenslotte kan nog het zen-boeddhisme genoemd worden, dat een variant is van het mahayana en dat vooral bekend is geworden door de Japanse tak ervan. Sterker nog dan in andere vormen van boeddhisme staat centraal in deze richting de meditatie, die via dagelijkse activiteiten beoefend kan worden. Diepgaande studie is niet essentieel, inzicht kan „plotseling” verkregen worden.
Voor verdere informatie, zie:
- P. Morgan, „Het boeddhisme”, in: P.B. Clark (red.), Godsdiensten van de wereld. Ontstaan, ontwikkeling, tradities en betekenis van de grote godsdiensten. van vandaag, Houten, 1993, pp. 148-171
- M.A.G.T. Kloppenburg, „Boeddhisme”, in: Religieuze bewegingen in Nederland, 23 (1991), pp. 99-120
- H.S. Berchert en R. Gombrich, The world of Buddhism, London, 1984
- R.S. Robinson en W.H. Johnson, The Buddhist religion, Belmont, 1982 (third edition).