Kabinetten kunnen aftreden als gevolg van verkiezingen, een stemming in het parlement, of onoverbrugbaar meningsverschil binnen de regering. In concrete gevallen kunnen ook combinaties van overwegingen een rol spelen: in het licht van naderende verkiezingen kan één van de regeringspartijen aansturen op een kabinetscrisis, hetzij doordat de fractie van deze partij zich tegen het kabinet keert, hetzij doordat ministers van deze partij een crisis forceren of althans bewust niet uit de weg gaan. De „reden” van aftreden van kabinetten in onderstaande tabel wordt daarom met voorbehoud gegeven.
Redenen voor het aftreden van kabinetten vanaf 1848.
Periode |
Totaal aan- tal kabinet- ten |
Verkiezin- gen |
Gebrek aan vertrouwen bij het par- lement |
Onderlinge verdeeld- heid |
Overig |
---|---|---|---|---|---|
1848-1888 |
18 |
1 |
11 |
3 |
3 1 |
1888-1918 |
8 |
6 |
2 |
– |
– |
1918-1939 |
9 |
4 |
3 |
2 |
– |
1946-1967 |
10 |
6 |
3 |
1 |
– |
1967-2002 |
12 |
7 |
1 |
3 |
1 2 |
vanaf 2002 |
5 |
1 |
1 |
3 |
1 Conflict met het staatshoofd.
2 Het kabinet-Kok II trad in 2002 af vanwege de conclusies van het Sebrenica-rapport zonder een onderling confict of een conflict met de Kamer.
Bron: tot 1984 berekend naar gegevens in Parlement en Kiezer, samengesteld door P. Goossen en G.C.J. Thissen, Leiden, 1984. Daarna op grond van gegevens uit het Compendium voor Politiek en Samenleving in Nederland zelf.