Niet alleen in Nederland, maar ook in andere landen (Hood en Schuppert 1988) zijn door de eeuwen heen publieke taken door private organisaties vervuld. Typisch Nederlandse voorbeelden zijn te vinden op het gebied van onderwijs, sociale zekerheid, welzijn en volksgezondheid. De vermenging tussen private en publieke taken en organisaties is zeker geen recent verschijnsel. De osmose van het privaat en publiek domein is één van de kenmerkende elementen van de verzuilde samenleving en de overlegeconomie. De bezuinigingsoperaties en de reorganisaties binnen het openbaar bestuur vanaf het eind van de jaren ’70 hebben de wederzijdse doordringing van de publieke en de private sector alleen maar gestimuleerd. De achterliggende reden voor deze nieuwe impuls was niet zozeer ideologisch als wel financieel van aard. Indien de privaatrechtelijke organisaties overheidsbevoegdheden nodig hadden om de taak naar behoren te kunnen uitvoeren, ontstonden privaatrechtelijke organisaties met publiekrechtelijke bevoegdheden.
Vanuit juridisch oogpunt zijn er twee criteria om de termen privaat en publiek te definiëren. Ten eerste, bezit een bepaalde organisatie formeel een privaat of een publiek karakter? (Is de grondslag van de organisatie privaatrechtelijk of publiekrechtelijk geregeld?) Een tweede perspectief wordt gegeven door aandacht te schenken aan de aard van de bevoegdheden. Zijn deze bevoegdheden privaatrechtelijk of publiekrechtelijk van aard? Er bestaan organisaties op publiekrechtelijke grondslag die alleen privaatrechtelijke bevoegdheden bezitten terwijl aan de andere kant organisaties te vinden zijn die een privaatrechtelijke grondslag combineren met de uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden. Artikel 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek geeft aan dat ook lichamen op publiekrechtelijke grondslag rechtspersoonlijkheid bezitten en daarmee tevens privaatrechtelijke rechten en plichten kunnen dragen.