Indienen van moties

In de tweede helft van de negentiende eeuw ontwikkelde zich in de Tweede Kamer uit het gewone voorstel van orde de zogenaamde gemotiveerde motie van orde. Meer en meer gingen deze moties een verzoek aan de regering bevatten om een bepaalde maatregel te nemen, danwel juist achterwege te laten.

De motie ving doorgaans aan met de woorden: „De Kamer, gehoord de beraadslaging” en eindigde met „en gaat over tot de orde van de dag”. Nog steeds worden moties in deze vorm bij de kamer ingediend, zonder dat enige bepaling dit voorschrijft.

Het reglement van orde van de Tweede Kamer bepaalt dat moties kort en duidelijk geformuleerd moeten zijn. Een motie komt pas in behandeling indien minstens vier leden buiten de indiener de motie mede ondertekenen danwel ondersteunen. Voor moties die in een wetgevings- of nota-overleg worden ingediend geldt dit vereiste niet.

Via aanvaarding van een motie van afkeuring bestaat de mogelijkheid voor de Tweede Kamer het beleid van een minister of staatssecretaris af te keuren om daarmee de betrokkene naar huis te zenden. Een – doorgaans nogal scherp gestelde – motie kan daarnaast het karakter van een motie van wantrouwen krijgen indien de regering als geheel, danwel een minister of staatssecretaris individueel, laat weten – door deze motie „onaanvaardbaar” te verklaren – terug te zullen treden indien de motie wordt aangenomen.

In de zogenaamde „Nacht van Schmelzer” – 13/14 oktober 1966 – is voor het laatst een motie van wantrouwen door de Tweede Kamer aangenomen. In de aanvaarding van de betrokken motie zag het kabinet-Cals aanleiding ontslag te vragen.

Op 1 mei 1989 zagen de bewindslieden van het kabinet-Lubbers II zelfs al in de indiening van een VVD-motie over het voornemen het reiskostenforfait af te schaffen, aanleiding hun ontslag aan te bieden.

Sinds het midden van de jaren zestig is het gebruik van de parlementaire motie in de Tweede Kamer gedurende 20 jaar sterk toegenomen. Tabel 24 laat zien dat het aantal aangenomen moties in deze periode niet minder is gestegen. Sinds de kamer medio 1986 in haar reglement van orde heeft opgenomen dat normaliter in eerste termijn van een debat geen moties meer ingediend mochten worden, is het aantal ingediende en aangenomen moties aanzienlijk afgenomen. Vanaf het midden van de jaren negentig is duidelijk weer sprake van een toename van het aantal ingediende en aangenomen moties.

In maart 2016 nam de Tweede Kamer een wijziging van het Reglement van Orde van Van der Staaij (SGP) aan. Sindsdien is het mogelijk dat een bewindspersoon een motie overneemt als hij bereid is die uit te voeren. De Voorzitter dient dan wel vast te hebben gesteld dat geen van de in de vergaderzaal aanwezige leden zich tegen het overnemen van de motie verzet. De mogelijkheid van het overnemen van moties geldt niet voor wetgevingsoverleggen of nota-overleggen. Zie:

  • Bijlage 33.949, Handelingen Tweede Kamer, 2015-2016, nrs. 1 e.v.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de aantallen ingediende en daarvan aangenomen moties in de Tweede Kamer vanaf 1960.

Zittingsjaar

Inge­diende moties

Aange­nomen moties

1960-1961

24

9

1961-1962

24

9

1962-1963

21

8

1963-1964

9

1

1964-1965

31

16

1965-1966

42

11

1966-1967

63

15

1967-1968

115

16

1968-1969

134

20

1969-1970

201

34

1970-1971

146

36

1971-1972

203

34

1972-1973

136

40

1973-1974

196

61

1974-1975

324

109

1975-1976

341

124

1976-1977

216

61

1977-1978

346

121

1978-1979

764

344

1979-1980

1229

503

1980-1981

779

364

1981-1982

548

225

1982-1983

783

285

1983-1984

1214

485

1984-1985

1017

356

1985-1986

685

246

1986-1987

694

231

1987-1988

558

202

1988-1989

409

149

1989-1990

434

136

1990-1991

601

195

1991-1992

467

170

1992-1993

434

174

1993-1994

436

185

1994-1995

471

149

1995-1996

797

307

1996-1997

909

371

1997-1998

862

342

1998-1999

845

320

Hieronder een overzicht vanaf 1998 van de ingediende moties in de Tweede Kamer per kalenderjaar (voor 1998 t/m 2001: ook de aantallen daarvan aangenomen moties).

Kalen­derjaar

inge­diende moties

aange­nomen 1

ver­wor­pen 1

inge­trok­ken

aange­hou­den 1

gewij­zigd

in behan­deling 1

ver­val­len

1998

853

312

312

1999

1002

360

360

2000

974

424

424

2001

997

444

444

2002

1158

2003

1007

2004

1309

2005

1434

513

513

85

85

109

8

121

2006

1170

488

432

84

38

74

0

54

2007

1968

601

993

89

137

111

3

34

2008

2543

686

1.334

105

104

212

0

102

2009

2616

889

1.213

91

92

212

0

119

2010

1734

620

735

66

104

157

2

50

2011

3.679

1.138

1.699

108

170

385

1

178

2012

2.286

615

2013

3.150

832

2014

2.860

797

2015

3.582

1.127

2016

3.500

1.165

Jaar
ingediend
aangenomen
overgenomen

2017

2.476

817 78

2018

4.141

1.485

73

1 vanaf 2005 ook in voorafgaande jaren ingediende moties.

Bron: PDC tot 1986-1987, nadien CBS en griffie Tweede Kamer.

In de Eerste Kamer worden enkele moties per jaar ingediend:

Zittingsjaar

Aantal inge­diende moties

aange­nomen

verworpen

aange­houden

inge­trokken

gewij­zigd

1967-1968

1

1968-1969

1

1969-1970

2

1970-1971

4

1971-1972

3

1972-1973

4

1973-1974

4

1974-1975

2

1975-1976

7

1976-1977

2

1977-1978

12

1978-1979

5

1979-1980

12

1980-1981

7

1981-1982

6

1982-1983

5

1983-1984

6

1984-1985

4

1985-1986

9

1986-1987

14

1987-1988

1

1988-1989

8

1989-1990

5

1990-1991

5

1991-1992

10

1992-1993

12

1993-1994

12

1994-1995

6

1995-1996

13

1996-1997

6

1997-1998

3

1998-1999

3

1999-2000

6

2000-2001

8

2001-2002

19

2002-2003

27

2003-2004

29

10

9

1

8

1

2004-2005

12

4

4

2

2

0

2005-2006

21

11

3

4

4

0

2006-2007

9

6

0

1

3

1

2007-2008

32

14

9

1

6

2

2008-2009

39

20

7

3

6

3

2009-2010

52

18

23

1

5

5

2010-2011

55

32

12

5

3

3

2011-2012

58

16

24

3

11

4

2012-2013

67

30

16

11

7

3

2013-2014

83

31

37

8

3

4

2014-2015

57

23

18

9

6

1

2015-2016

87

36

27

15

3

6

2016-2017

51

18 16 10 4 3

2017-2018

58

19 24 5 4 5

Bron: PDC tot 1986-1987, nadien CBS en griffie Eerste Kamer.

Sinds 1978-1979 rapporteren de ministers in een bijlage bij de memorie van toelichting van de op Prinsjesdag ingediende begroting in hoeverre zij de in het afgelopen jaar door de kamers aangenomen moties hebben uitgevoerd.

Zie: J. H. Prins, De parlementaire motie, in: H. M. Franssen (red.), Het parlement in actie. Bevoegdheden van de Staten-Generaal, Assen, 1986, pp. 128-165.

Scroll naar boven