In dit hoofdstuk zal een overzicht worden geboden van recente toekomstverkenningen in Nederland. Als toekomstverkenningen worden aangemerkt studies over toekomstige ontwikkelingen die gebruik maken van daartoe geëigende wetenschappelijke methoden en technieken, zoals trendextrapolaties, scenario’s en modellen. Het accent ligt op studies die zich richten op de langere termijn en sinds 1995 zijn verschenen. Oudere verkenningen zijn niet bij dit overzicht betrokken omdat deze studies naar hun aard snel verouderen. Een andere beperking is dat voornamelijk studies zijn vermeld met een omvattende strekking; zo zijn regionale of lokale verkenningen niet opgenomen.
Het zal bij de opsomming blijken dat de meeste van de genoemde verkenningen zijn verricht door of vanwege overheidsinstellingen. Dat is niet verwonderlijk; dit type studies wordt vaak belangrijk gevonden door instellingen waarvan het beleid een sterk toekomstgericht karakter heeft, dan wel moet hebben. Voor de planning van voorzieningen van allerlei aard is bijvoorbeeld cruciaal hoe de vraag ernaar zich zal ontwikkelen, of de economie er voldoende ruimte voor biedt, enzovoorts.
Instellingen die een belangrijk aandeel hebben in de productie van toekomstverkenningen zijn allereerst de planbureaus: Rijksplanologische Dienst (RPD), Centraal Planbureau (CPB), Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Ze publiceren die verkenningen vaak op regelmatige basis, zoals de Ruimtelijke Verkenningen door de RPD, de Macro-economische Verkenningen en het Centraal Economisch Plan door het CPB, verkenningen door het SCP over de allocatie van middelen in de quartaire sector, en de Nationale Milieuverkenning, Natuurverkenning en de Volksgezondheid Toekomst Verkenning door het RIVM. Behalve de planbureaus is er het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat iedere twee jaar de bevolkingsprognose voor de lange termijn uitbrengt.
De overheid kent hiernaast tal van andere instellingen, zoals die voor de programmering van onderzoek, stafbureaus en adviescolleges, die zich eveneens bezighouden met toekomstverkenningen. Soms is toekomstverkenning een bij wet opgedragen taak, soms betreft het een neventaak. Ook door derden wordt toekomstonderzoek verricht. Dit betreft niet alleen (inter-)universitaire instellingen, zoals het Nederlands Interuniversitair Demografisch Instituut (NIDI) of onderzoeksinstellingen zoals het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI), maar ook commerciële instellingen zoals Arthur D. Little, McKinsey en dergelijke.
In het werk van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) neemt toekomstverkennen op grond van zijn instellingswet een belangrijke plaats in. Daar deze raad zich in principe met ieder onderwerp dat van belang is voor het regeringsbeleid kan bezighouden, betreffen de gepubliceerde verkenningen geen vaste onderwerpen.
De overheid is natuurlijk niet de enige producent van toekomstonderzoek. Zeker zeer grote bedrijven als Shell en Philips maken zelf eveneens toekomstverkenningen. Shell heeft hiermee internationaal zelfs een grote reputatie opgebouwd. Instellingen als TNO en de Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT) zijn ook belangrijke aannemers van opdrachten uit het bedrijfsleven. De Stichting Bevordering Wetenschappelijk Toekomstonderzoek (Beweton), die tot stand is gekomen op initiatief van een aantal bedrijven, stimuleert dit type onderzoek.