In de loop van de tijd is de complexiteit binnen de waterstaatssector toegenomen; de problemen werden minder eenduidig en overstegen het niveau van het verkokerde waterbeleid. Dit noopte tot een sectoroverschrijdende en integrale aanpak. Hierdoor werd het scala aan betrokken belangen breder. De waterschappen worden niet langer gedomineerd door landbouwbelangen, zoals dat lange tijd wel het geval is geweest. Niet alleen komt er meer oog voor de samenhang tussen oppervlaktewater en grondwater, maar ook haken waterschappen door een verbrede taakopvatting aan op ontwikkelingen die plaatsvinden in de ruimtelijke ordening, in milieu- en natuurbeheer, cultuurhistorie, recreatie en verkeer en vervoer. Men spreekt in dit verband dan ook van de “veralgemenisering” van het waterschapsbestuur. Een goed voorbeeld van verwevenheid van waterbeleid met andere terreinen is de “watertoets”, vastgelegd in het Besluit op de Ruimtelijke Ordening, de uitvoeringsregeling van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Hierin is vastgelegd dat water een medesturend principe is; elk plan en besluit dient een waterparagraaf te bevatten die de keuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten beschrijft alsmede het advies van de waterbeheerder terzake. Tegenstanders zien deze taakverbreding als een aantasting van het functionele karakter van het waterschap en menen dat het systeem van de trits (belang, betaling, zeggenschap) onder druk is komen te staan. Anderen zijn van mening dat de taken hetzelfde zijn gebleven en enkel de maatschappelijke context is veranderd en daardoor de kijk van de waterschappen noodzakelijkerwijs verbreed is. Noodzakelijkerwijs omdat ook lichamen van functionele decentralisatie deel uitmaken van de totale overheidsorganisatie en als zodanig belast zijn met een deel van de publieke taak. Zij dienen daarom de samenhang van de totale overheidstaak in het oog te houden.
De vraag die dus rijst is of integraal waterbeheer een taakverbreding behelst of louter een andere manier van besturen. Vermeldenswaardig hier is de waarschuwing voor de waterparadox, welke inhoudt dat het succes van de waterschappen tot haar ondergang kan leiden. Het opnemen van steeds meer belangen in het waterschap leidt ertoe dat het waterschap gaat lijken op algemeen bestuur. Indien een functioneel lichaam sterk lijkt op een lichaam van algemeen bestuur, rijst onherroepelijk de vraag waarom het functionele lichaam niet wordt opgenomen in datzelfde algemene bestuur. In het laatste geval zou het waterschap dan verworden tot een uitvoeringsorganisatie, bijvoorbeeld een zelfstandig bestuursorgaan (zbo).
Meer logisch en tevens actueel is dat het bestaansrecht in twijfel wordt getrokken wanneer er sprake is van slecht functioneren, waarbij gedacht moet worden aan de recente dijkdoorbraken in Wilnis en Rotterdam (BN/DeStem). Het waterschap lijkt zich al met al in een wonderlijke positie te bevinden welke beeldend kan worden vergeleken met die van een spagaat.