In de studie van Halman et al., Traditie, secularisatie en individualisering, genoemd in de inleiding, zijn de waarden in een tiental Europese landen, lidstaten van de toenmalige E.G, met elkaar vergeleken op grond van gegevens uit het begin van de jaren tachtig. Over het algemeen bestond er verschil tussen de landen in Noordwest-Europa – de Bondsrepubliek, Denemarken en Nederland – en die in Zuid-Europa, namelijk Italië en Spanje. Ierland en NoordIerland hadden veel met de laatste groep gemeen. Zeer in het kort kwamen enkele conclusies met betrekking tot Nederlanders op het volgende neer:
- De Nederlanders betoonden zich uitgesproken permissief in zaken als huwelijk, echtscheiding, gezin, seksualiteit en hadden een hoge tolerantie voor homoseksualiteit, abortus en prostitutie
- Het oordeel over een serie overtredingen en misdrijven, zoals heling, zwartrijden in het openbaar vervoer en misbruik van de sociale zekerheid (burgerschapsmoraal), verschilde in Nederland niet van het Europees gemiddelde
- De Nederlanders stelden een gering vertrouwen in de kerken. Traditionele gelovigheid en religiositeit waren ongeveer gelijk aan het Europees gemiddelde
- Het vertrouwen in democratische instellingen was groot in Nederland. De Nederlanders waren het minst geneigd zelf hun toevlucht te nemen tot onconventionele vormen van protest, zoals boycot, wilde stakingen, demonstraties en bezettingen. Men was echter duidelijk geneigd begrip te tonen voor anderen die deze middelen wel gebruikten
- Op het gebied van de arbeid legden de Nederlanders sterke nadruk op comfort, dat wil zeggen: niet te veel spanningen, veel vakantie, goede werktijden, prettige collega’s. Het belang, gehecht aan ontplooiing en beloning bevond zich duidelijk onder het Europees gemiddelde. Deze resultaten komen overeen met die uit ander internationaal onderzoek, die erop wijzen dat het prestatiemotief in Nederland een betrekkelijk gering belang heeft.
Zie hiervoor:
- Sociaal en Cultureel Rapport 1990, Sociaal en Cultureel Planbureau, Rijswijk, 1990, Hoofdstuk 11
- G. Hofstede, Cultures consequences. International differences in work-related values, Beverly Hills, 1980.
De gegevens die hier werden besproken waren verzameld in het begin van de jaren tachtig. Uit onderzoek dat in latere jaren werd gehouden komt Nederland nog steeds naar voren als een permissieve en tolerante samenleving. In de tweede helft van de jaren negentig bleken de Nederlanders bijzonder afkerig te zijn van de traditie als een ideale manier van leven. Vergeleken met de inwoners van andere Europese landen accepteerden zij echtscheiding vaker, zagen zij het huwelijk minder in een romantisch licht en vertoonden zij een zeer hoge acceptatie van homoseksualiteit. Zij onderschreven een gelijke taakverdeling tussen man en vrouw. Tegenover migranten waren de Nederlanders niet uitgesproken tolerant. Wat dit onderwerp betreft weken zij weinig af van het Europees gemiddelde. Zie:
- W. Uitterhoeve (red.), Nederland en de anderen. Europese vergelijkingen uit het Sociaal en Cultureel Rapport 2000 met een epiloog van Paul Schnabel, Nijmegen, 2000
- Sociaal en Cultureel Rapport 2000. Nederland in Europa, Den Haag, 2000.
Verder zijn gegevens over permissiviteit en tolerantie in verschillende landen te vinden in:
- J.W. Becker, „International public opinion and national identity. A descriptive study of existing survey data”, in: World Culture Report 2000. Cultural diversity, conflict and pluralism, Unesco, Parijs, 2000
- A. van der Staay, „Public opinion and global ethics. A descriptive study of existing survey data”, in: World Culture Report 1998. Cultural diversity, conflict and pluralism, Unesco, Parijs, 1998.
Enkele recente internationale onderzoeken zijn niet expliciet gericht op een vergelijking van de Nederlandse situatie met die in andere landen. Niettemin blijken eerder getrokken conclusies nog steeds te gelden. Het gaat om gegevens, verzameld in het kader van de ISSP- en de EVSSG-projecten. Uit de EVSSG-gegevens van 1990, geanalyseerd in The individualising society, blijkt dat er vrijwel geen terrein aan te wijzen valt waarop Nederland zich niet van andere landen onderscheidt door secularisatie, permissiviteit en tolerantie.
In dezelfde publicatie bespraken de auteurs het verschijnsel van de individualisering. De studie bevat eveneens gegevens over landen van het vroegere Oostblok. De individualisering, die de onderzoekers zeer in het algemeen opvatten als de nadruk op de zelfbeschikking van het individu en als tegenzin jegens een door tradities gereguleerd leven, deed zich in alle onderzochte landen voor, zij het niet met dezelfde intensiteit. De trend vertoonde autonomie. Zij stond namelijk los van de welvaartsgroei. De opvattingen in de diverse landen groeiden niet naar elkaar toe en er bestond een hoge mate van culturele fragmentatie in de afzonderlijke landen. Het laatste betekent dat de bevolking zich op het ene terrein individualistisch opstelt, maar niet noodzakelijk ook op het andere: een traditionele houding inzake huwelijk en gezin kan bijvoorbeeld heel goed samengaan met economisch individualisme, dat wil zeggen: adhesie voor competitie en individuele prestaties.
Samenvattend komt Nederland uit de internationale vergelijkingen naar voren als een land met een permissieve waardeoriëntatie ten aanzien van de zeden. De permissiviteit komt eveneens tot uiting in tolerantie jegens degenen die op alternatieve wijze politieke actie voeren. Er bestaat een zekere voorkeur voor werk met „aangename” eigenschappen en de gerichtheid op prestaties is wat minder sterk dan in een aantal andere landen. Een vrije vertaling van de onderzoeksresultaten zou kunnen luiden: „Leven en laten leven”. En wat de arbeid aangaat: „Werken om te leven en niet leven om te werken”.