In 1981 werd, na de gijzeling van het Amerikaanse ambassadepersoneel in Teheran, in Den Haag het Iran-United States Claims Tribunal ingesteld. De taak van dit uit een conflict tussen twee staten voortgekomen tribunaal is om door middel van arbitrage de claims tussen beide landen af te handelen. In de jaren negentig begon Nederland zich met Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld te profileren. In 1993 reageerde de Nederlandse regering positief op het verzoek van plaatsvervangend VN-secretaris-generaal K. Annan om het Internationaal Strafhof voor het voormalige Joegoslavië (International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia, ICTY), bekend als Joegoslavië Tribunaal, in Den Haag te vestigen. De werkzaamheden van dit tribunaal begonnen in november van hetzelfde jaar. Zij werden omvangrijker dan verwacht, zeker na de arrestatie van de Joegoslavische president S. Milosevic en zijn opsluiting in de Scheveningse gevangenis en voorgeleiding aan het Joegoslavië-Tribunaal in juni 2001. De komst van het tribunaal bleek in 1995, toen de regering campagne voerde om het Internationaal Strafhof naar Den Haag te halen, een nieuwe stap op weg naar de positie van Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld.
Voor het naar Den Haag halen van het op te richten Internationaal Strafhof (International Criminal Court, ICC) lobbyde Nederland intensief en stelde minister van Buitenlandse Zaken H.A.F.M.O. van Mierlo middelen beschikbaar. VN-secretaris-generaal B. Boutros Ghali ondersteunde Nederland door Den Haag in 1995 te betitelen als “legal capital of the world”. In 1998 tekenden 160 staten in Rome het statuut van het hof, dat beoogt de instelling van ad hoc-tribunalen te voorkomen. Het is gerechtigd individuen te berechten voor zaken als genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Na 60 ratificaties trad het Internationaal Strafhof op 1 juli 2002 in werking, zij het onder zware tegenwerking van de VS. De VS tekende het statuut wel (op het allerlaatste moment) maar ratificeerde niet. Om te zorgen dat Amerikaanse onderdanen die aan internationale operaties meedoen, gevrijwaard worden van elke juridische bemoeienis van de kant van het strafhof, kwam in 2002 de “American Servicemembers’ Protection Act” (ASPA) tot stand. Tijdens de behandeling in de Amerikaanse senaat stond de wet bekend als “The Hague Invasion Act”, omdat deze het toestaat Amerikaanse onderdanen in het uiterste geval met geweld uit het strafhof in Den Haag te bevrijden. Aan de druk van de VS om met staten bilaterale overeenkomsten te sluiten die een toezegging inhouden dat zij geen Amerikaanse onderdanen aan het strafhof zullen uitleveren, gaf Nederland niet toe. Nederland droeg geen kandidaat-rechter voor het strafhof voor en slaagde er niet in de wel verhoopte functie van griffier te verkrijgen.