Journalistenorganisaties

In de negentiende eeuw voltrok zich langzaam een ontwikkeling waarbij een scheiding optrad tussen enerzijds de directie, verantwoordelijk voor de economische en technische zaken, en anderzijds de redactie, die verantwoordelijk was voor de inhoud.

Deze specialisatie leidde tot organisatie, zowel van de kant van de eigenaren (zie par. 6) als van de kant van de journalisten. Op l7 oktober l883 werd de eerste organisatie van journalisten opgericht: de Nederlandsche Journalisten-Kring (NJK), die een liberaal-neutraal karakter had.

Zie over de NJK:

  • Zonder embargo. 75 Jaar NJK, Amsterdam, 1959
  • N. Cramer, Kroniek van de Nederlandsche Journalisten Kring 1884-1959, Amsterdam, 1959. 

In 1902 verenigden de katholieke journalisten zich in de Nederlandsche Roomsch Katholieke Journalistenvereeniging (NRKJV). Zie: J. Derks, Over de eer van de journalist. 50 Jaren katholieke journalisten-organisatie, z.p., 1952.

Buitenlandse journalisten in Nederland richtten op 14 november 1925 de Buitenlandse Persvereniging(BPV) op. Zie over de BPV: Buitenlandse Persvereniging in Nederland 1925-1955 z.p., 1955.

Voor de organisatie van journalisten in de Tweede Wereldoorlog, zie paragraaf 2.6.

De NJK verplaatste tijdens de oorlog haar zetel naar het buitenland. Zij kwam in 1946 voor het eerst weer in Nederland bijeen. De NRKJV was in de oorlog opgeheven en werd na de oorlog vervangen door de Katholieke Nederlandse Journalisten-Kring (KNJK, opgericht op 13 mei 1946).

Zie: Ben je zestig! Uitgave ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van de Katholieke Journalisten Kring, Amsterdam, 1962.

Naast deze twee organisaties kwam op 23 november 1946 de Federatie van Nederlandse Journalisten (FNJ) tot stand, een algemene vereniging ter behartiging van vooral de sociaal-economische belangen van alle journalisten. In 1948 sloot zich bij de FNJ ook de Protestants-Christelijke Journalisten Vereniging (sinds 1952 Protestants-Christelijke Journalisten Kring, PCJK) aan, die opgericht was door zich van de NJK afgesplitste journalisten. De samenwerking tussen de verschillende verzuilde journalistenorganisaties leidde in 1950 tot één gemeenschappelijk verenigingsblad, De Journalist. In april 1968 kwam een fusie tot stand in de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ). De NVJ sloot zich in 1973 aan bij het overlegorgaan van de drie grote vakcentrales NVV, NKV en CNV, en is sinds 1976 lid van de FNV.

De journalistenorganisaties hebben met name in de jaren zeventig geijverd voor een meer onafhankelijke positie van de redactie ten opzichte van de eigenaren dan wel de directie. Dit leidde er toe dat vanaf 1 januari 1977 een redactiestatuut dat een zekere onafhankelijkheid van de redactie moet garanderen, in de CAO voor dagbladjournalisten werd voorgeschreven.

Zie hierover:

  • W.J.M. Teeuwen, Het dagblad onderscheidt zich. Redactiestatuten voor dagbladen in Nederland en Duitsland, z.p., 1993
  • J.M.H.J. Hemels, Van kreet tot decreet. Redactionele medezeggenschap als thema in de persgeschiedenis, in: J. de Vries, H. de Vries, A. C. A. M. Bots e.a. (red.), Ondernemende Geschiedenis. 22 opstellen geschreven bij het afscheid van Mr. H van Riel als voorzitter van de Vereniging Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief, ’s-Gravenhage, 1977, pp. 15-39
  • V. Bartman (e.a.), Rapport van de werkgroep Redactionele Medezeggenschap, Amsterdam, 1974, 2 delen.

Zie verder over beroep, cultuur en organisatie van de journalistiek: H. Wijfjes, Journalistiek in Nederland 1850-2000. Beroep, cultuur en organisatie, Amsterdam, 2004.

Dit werk gaat uitgebreid in op de historische ontwikkeling van de georganiseerde journalistiek en de journalistieke cultuur in Nederland vanaf 1850. In bijlagen zijn de ledentallen van de diverse journalistenvakorganisaties opgenomen vanaf 1884, evenals een overzicht van het aantal zelfstandige dagbladondernemingen, het aantal dagbladen met een eigen hoofdredactie, de binnenlandse oplage van dagbladen en het aantal verspreide dagbladen per 100.000 inwoners in Nederland vanaf 1850. Eveneens in de bijlagen is een overzicht opgenomen van de voorzitters en secretarissen van de NJK, FNJ en NVJ. Daarnaast bevat het werk ook een zeer uitgebreid literatuuroverzicht.

Zie verder over journalistiek:

  • N. Drok, De toekomst van de journalistiek, Amsterdam, 2007
  • L. de Wolff, De krant was koning. Publiekgerichte journalistiek en de toekomst van de media, Amsterdam, 2005
  • H.J. Evers en A.A.M. Rennen, Journalistiek moet verder. Tien beschouwingen over journalistiek, Nijmegen, 2005
  • H.B.M. Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 1850-2000. Beroep, cultuur en organisatie, Amsterdam, 2004
  • J.L.H. Bardoel (red.), Journalistieke cultuur in Nederland, Amsterdam, 2002
  • H.J. Evers en A.M.J. van Hoof, Krant en kwaliteit. Verkenningen rond de onderzoekbaarheid van journalistiek, Houten, 1996. 

Zie verder over journalisten:

  • T. de Vries, Een onwrikbaar geloof in zijn gelijk : Sal Tas (1905-1976) journalist van de wereld, Soesterberg, Uitgeverij Aspekt, 2015
  • P. Hagen, Journalisten in Nederland. Een persgeschiedenis in portretten 1850-2000, Amsterdam, 2002
  • M. Sommer, Krantebeest. J.M. Lücker. Triomf van een courantier, Amsterdam, 1993. Dit werk bestaat uit een portrettengalerij van 48 Nederlandse journalisten. Het register ontsluit gegevens over historische gebeurtenissen en over meer dan 600 journalisten van dag- en weekbladen. Het bevat verder een uitgebreide literatuuropgave over journalisten en journalistiek.

Voor een profielschets van “de” Nederlande journalist en zijn beroep, zie: M. Deuze, Journalists in the Netherlands, Amsterdam, 2002. Deze studie bevat een analyse van de achtergronden en opvattingen van Nederlandse journalisten. Daarnaast wordt een vergelijking gemaakt met Australische, Duitse, Britsen en Amerikaanse journalisten.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal journalisten van 1849 tot 1960.

Tabel. Het aantal journalisten gerelateerd aan de bevolking.

Jaar

Aantal journalisten

Bevolking

Aantal journalisten per

100.000 inwoners

1849

67

3.057.000

2,19

1859

84

3.309.000

2,54

1899

405

5.104.000

7,93

1909

668

5.858.000

11,40

1920

879

6.865.000

12,80

1930

1.406

7.936.000

17,72

1947

2.391

9.625.000

24,84

1960

3.482

11.462.000

30,38

Bron: M. Schneider en J. M. H. J. Hemels, De Nederlandse Krant 1618-1978. Van „nieuwstydinghe” tot dagblad, Baarn, 1979, p. 296.

Scroll naar boven