De perszuivering na de Tweede Wereldoorlog was voor de regering aanleiding om te trachten een Wet op de journalistieke verantwoordelijkheid tot stand te brengen. Onder druk van de journalisten, die een privaatrechtelijke regeling van het tuchtrecht prefereerden, werd het in 1949 ingediende ontwerp in 1960 ingetrokken.
In 1948 werd de Raad van Tucht opgericht, die in 1961 werd opgevolgd door de Raad voor de Journalistiek. De Raad is een onafhankelijke instelling voor burgers die klachten hebben over de journalistiek. De Raad oordeelt slechts en kan geen sancties opleggen. Bij het oordeel van de Raad staat de vraag centraal of een medium geen grenzen heeft overschreden van wat, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. Het oordeel van de Raad wordt gepubliceerd in De Journalist. Alle uitspraken van de Raad zijn on-line te raadplegen via de webside van het ANP. In 2006 werd de Raad versterkt: het ledental werd uitgebreid; het aantal zittingen per jaar werd verhoogd en er werden externe griffiers ingeschakeld om de Raad te ontlasten en procedures te bekorten. Het is daarnaast de bedoeling dat de Raad expliciet gaat bijdragen aan de ontwikkeling van de beroepsethiek en dat de uitspraken van de raad gepubliceerd worden.
De laatste jaren brokkelt de positie van de Raad voor de Journalistiek af. Telegraaf, Elsevier, HP/De Tijd, NOVA en RTL NIeuws hebben zich er niet bij aangesloten. Ook nieuwe vormen van internetjournalistiek vallen er niet onder. Het kabinet gaat met uitgevers, journalistiek en omroepen bekijken hoe de zelfregulering van de journalistieke ethiek kan worden versterkt.
Zie verder over journalistieke verantwoordelijkheid:
- A. Maandag (red.), Journalist en recht. De praktijk belicht, Den Haag, 2011
- J. Bardoel, Journalistiek in de informatiesamenleving, Amsterdam, 1997
- M.L. Snijders en J. van Dijck, Ethiek in de journalistiek, Amsterdam, 1995
- J.M. de Meij, De vrijheid en de verantwoordelijkheid van de pers. Een onderzoek naar de betekenis van de Raad voor de Journalistiek in het kader van de informatievrijheid, Utrecht, 1975.
Zie over de Raad voor de Journalistiek:
- J. Mentink, Veel raad, weinig baat. Een onderzoek naar nut en noodzaak van de Nederlandse Raad voor de Journalistiek, Rotterdam, 2006
- S. ten Hoove, Grenzen in de journalistiek. Raad voor de Journalistiek tussen 1987 en 2003, z.p., 2002
- H.J. Evers, Journalistiek en ethiek. Een onderzoek naar regelgeving in de uitspraken van de Raad voor de Journalistiek 1960-1985, Delft, 1985
- J.A. van Hamel, Beslissingen van de Raad van Tucht der Federatie van Nederlandse Journalisten (1948-1961), Leiden, 1962.
Zie over de relatie tussen pers en politiek:
- J. Bardoel, C. Vos, F. van Vree en H. Wijfjes (red.), Journalistieke cultuur in Nederland, Amsterdam, 2002, bevat historische en actuele analyses over politiek en media, trends in de geschreven en audiovisuele journalistiek en een aantal meer populaire ontwikkelingen als ontbijttelevisie, talkshows en nieuwe media.
- A. Kaiser, Haagse journalistiek: een empirische studie naar de relatie tussen journalisten en parlementariërs, Amsterdam, 1985
- C. van der Leeuw, Niet schieten op de journalist. Pers en politiek in Nederland, Amsterdam, 1984
- N. Cramer, Parlement en pers in verhouding tot de overheid, Leiden, 1958.
Zie over journalistiek en internet:
- H. Evers, Internetjournalistiek. Nieuwe ethische vragen?, Amsterdam, 2002
- R. Jager en P. van Twisk (red.), Internetjournalistiek, Amsterdam, 2001.
In november 2008 maakte het Ministerie van Justitie bekend dat journalisten een recht op bronbescherming zullen krijgen doordat hun verschoningsrecht wettelijk wordt vastgelegd. De bronbescherming is geen absoluut recht. Een inbreuk op het zwijgrecht van journalisten is gerechtvaardigd als het gaat om het voorkomen van strafbare feiten en wanordelijkheden, territoriale integriteit of openbare veiligheid, de bescherming van gezondheid en de goede zeden, als ook de nationale veiligheid. De rechter bepaalt of een beroep al dan niet terecht is. Het wetsvoorstel (Wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot vastlegging van het recht op bronbescherming bij vrije nieuwsgaring (Wet bronbescherming in strafzaken) is in december 2009 voor advies naar de Raad van State gestuurd.