Kernenergie

Naast vragen over het abortusvraagstuk, het euthanasievraagstuk en de inkomensverdeling in Nederland zijn in meerdere Nationale kiezersonderzoeken vragen opgenomen over het gebruik van kernenergie. Dit vraagstuk, in de jaren zeventig uiterst actueel geworden onder meer als gevolg van de zogenaamde energiecrisis, heeft de politieke gemoederen meer dan eens danig verhit. De vraag naar dit maatschappelijke en politieke strijdpunt luidt als volgt:

„Zoals u misschien weet bestaat bij sommige mensen de vrees dat er binnen afzienbare tijd een tekort aan energie in de wereld zal ontstaan. Een manier om in dit tekort te kunnen voorzien is het bouwen van kerncentrales.

Sommigen vinden dat om die reden Nederland snel moet werken aan de uitbreiding van het aantal kerncentrales, anderen daarentegen vinden de gevaren te groot en vinden dat er in het geheel geen kerncentrales moeten worden gebouwd.”

Aan de hand van een zevenpuntsschaal dient de ondervraagde, na de standpunten van de grootste partijen te hebben aangegeven, de eigen mening kenbaar te maken. Bij waarde 1 van de schaal staat als tekst „in Nederland moet snel worden gewerkt aan uitbreiding van het aantal kerncentrales”, bij waarde 7 staat „in Nederland moeten in het geheel geen kerncentrales worden gebouwd”. Bij hoge uitzondering is dezelfde vraag in 1986 zowel voor de verkiezingen als na de verkiezingen aan de respondenten voorgelegd, dit naar aanleiding van een groot ongeluk met de kerncentrale te Tsjernobyl. Dit ongeluk vond plaats toen in Nederland de verkiezingscampagne in volle hevigheid woedde.

In de tabellen 72 tot en met 77B staat de relatie tussen de houding ten aanzien van het al dan niet bouwen van kerncentrales in Nederland enerzijds en bij Tweede-Kamerverkiezingen uitgesproken partijvoorkeur anderzijds.

Tabel 72. Standpunt ten aanzien van kernenergie en stemgedrag, 1977.

Snel meer kerncen-

trales

2

3

4

5

6

Geen nieuwe kerncen-

trales

Totaal %

PvdA

34

31

30

28

39

42

42

36

CDA

33

25

36

44

35

29

26

33

VVD

20

25

26

16

13

17

7

16

D66

4

8

4

8

4

7

10

7

CPN

1

1

2

2

1

PPR

1

1

3

2

6

2

DS70

3

1

1

1

1

1

SGP

2

1

3

0

2

1

1

GPV

2

1

0

1

1

1

BP/RVP

3

1

1

1

RKPN

0

0

Andere partij

4

1

0

2

1

Ongeldig

1

1

1

0

Blanco

1

0

Totaal

98%

101%

102%

99%

101%

100%

102%

101%

N=

90

90

141

228

113

135

278

1065

N%

8%

8%

13%

21%

11%

13%

26%

100%

Bron: Nationaal kiezersonderzoek 1977.

Tabel 73. Standpunt ten aanzien van kernenergie en stemgedrag, 1981.

Snel meer kerncen-

trales

2

3

4

5

6

Geen nieuwe kerncen-

trales

Totaal %

PvdA

15

9

14

21

17

30

39

26

CDA

41

36

46

40

42

31

20

32

VVD

28

33

22

20

16

10

8

16

D66

11

8

9

14

17

17

15

14

CPN

1

0

1

3

4

2

PPR

1

1

1

2

5

2

PSP

2

0

1

3

6

3

DS70

1

2

0

1

1

0

1

SGP

2

4

2

2

2

1

1

2

GPV

1

4

3

2

1

1

BP/RVP

1

1

0

RPF

1

3

1

0

1

0

1

EVP

1

1

1

CP/CD

1

0

0

SP

1

0

0

0

Andere partij

1

1

0

0

Totaal

101%

100%

102%

100%

100%

102%

99%

101%

N=

110

105

115

282

139

154

493

1398

N%

8%

8%

8%

20%

10%

11%

35%

100%

Bron: Nationaal kiezersonderzoek 1981.

Tabel 74. Standpunt ten aanzien van kernenergie en stemgedrag, 1982.

Snel meer kerncen-

trales

2

3

4

5

6

Geen nieuwe kerncen-

trales

Totaal %

PvdA

34

9

8

15

26

34

51

32

CDA

30

35

35

35

34

25

16

26

VVD

25

49

47

36

28

22

9

25

D66

1

1

3

7

8

6

6

5

CPN

2

1

1

1

3

2

PPR

1

1

1

5

4

2

PSP

1

1

1

2

7

3

DS70

1

2

1

1

0

1

SGP

3

1

1

2

2

2

2

2

GPV

1

2

1

1

1

BP/RVP

0

0

RPF

1

1

1

1

2

1

1

EVP

1

2

1

1

CP/CD

1

2

0

0

SP

1

0

Andere partij

0

0

Totaal

99%

100%

100%

102%

101%

103%

100%

101%

N=

92

94

119

222

120

132

477

1256

N%

7%

7%

9%

18%

10%

11%

38%

100%

Bron: Nationaal kiezersonderzoek 1982.

Tabel 75. Standpunt ten aanzien van kernenergie en stemgedrag, 1986 (voor Tsjernobyl).

Snel meer kerncen-

trales

2

3

4

5

6

Geen nieuwe kerncen-

trales

Totaal %

PvdA

11

14

14

24

33

40

62

36

CDA

48

44

39

40

28

25

18

32

VVD

28

30

32

23

16

11

5

17

D66

6

5

9

6

15

9

6

7

CPN

1

1

3

1

1

PPR

1

1

2

2

2

1

PSP

1

4

3

2

SGP

1

3

2

2

1

1

1

GPV

2

1

3

1

1

1

1

RPF

2

1

2

1

1

0

1

EVP

1

1

0

CP/CD

1

1

0

Andere partij

1

1

2

2

2

1

Totaal

100%

100%

101%

100%

100%

99%

101%

100%

N=

142

113

101

176

83

91

375

1081

N%

13%

10%

9%

16%

8%

8%

35%

99%

Bron: Nationaal kiezersonderzoek 1986.

Tabel 76. Standpunt ten aanzien van kernenergie en stemgedrag, 1986 (na Tsjernobyl).

Snel meer kerncen-

trales

2

3

4

5

6

Geen nieuwe kerncen-

trales

Totaal %

PvdA

30

10

4

10

16

36

56

35

CDA

47

36

40

48

38

33

21

32

VVD

18

41

43

32

24

13

5

17

D66

2

6

6

4

16

8

7

7

CPN

2

1

3

2

PSP

2

1

2

3

2

SGP

4

3

2

1

1

0

1

GPV

2

1

1

2

3

2

0

1

RPF

2

1

1

1

1

EVP

1

1

CP/CD

1

1

0

Andere partij

1

1

2

1

Totaal

101%

99%

99%

102%

100%

99%

100%

101%

N=

45

69

90

193

112

147

566

1222

N%

4%

6%

7%

16%

9%

12%

46%

100%

Bron: Nationaal kiezersonderzoek 1986.

Tabel 77. Standpunt ten aanzien van kernenergie en stemgedrag, 1989.

Snel meer kerncen-

trales

2

3

4

5

6

Geen nieuwe kerncen-

trales

Totaal %

PvdA

31

10

19

19

27

28

46

33

CDA

33

40

42

45

33

38

24

33

VVD

25

32

17

22

15

12

7

14

D66

5

10

14

7

16

11

11

10

Groen Links

2

1

2

7

9

5

SGP

2

6

4

1

1

2

2

GPV

1

1

5

2

1

1

1

RPF

2

1

5

2

1

1

CP/CD

1

1

1

0

0

Andere partij

1

1

2

1

1

Totaal

99%

100%

101%

102%

100%

102%

102%

100%

N =

87

89

107

178

117

178

597

1353

N%

6%

7%

8%

13%

9%

13%

44%

100%

Bron: Nationaal kiezersonderzoek 1989.

Tabel 77A. Standpunt ten aanzien van kernenergie en stemgedrag, 1994.

Snel meer kerncen-

trales

2

3

4

5

6

Geen nieuwe kerncen-

trales

totaal%

PvdA

28

17

9

20

20

24

34

25

CDA

19

22

24

27

29

17

13

19

VVD

33

42

40

30

24

16

12

22

D66

7

12

13

13

20

27

20

18

Groen-Links

2

1

1

2

3

7

10

6

SGP

2

1

0

GPV

2

3

1

1

0

1

RPF

4

0

2

1

1

1

CD

3

1

2

2

1

0

1

AOV/

Unie 55+

9

3

2

6

2

3

4

4

SP

1

2

2

1

Andere partij

1

2

2

1

Totaal

101%

101%

100%

101%

101%

101%

99%

99%

N=

69

109

96

190

147

217

495

1323

5%

8%

7%

14%

11%

16%

37%

98%

Bron: Nationaal kiezersonderzoek 1994

Tabel 77B. Standpunt ten aanzien van kernenergie en stemgedrag, 1998.

Snel meer kerncen-

trales

2

3

4

5

6

Geen nieuwe kerncen-

trales

Totaal %

PvdA

24

21

23

25

33

27

33

29

CDA

26

19

15

21

16

17

16

17

VVD

29

42

41

30

21

21

14

23

D66

8

10

10

15

10

15

12

Groen-Links

8

2

5

2

7

12

13

9

SGP

3

2

2

1

2

1

GPV

2

2

1

2

1

1

1

RPF

3

5

1

3

2

4

2

3

CD

1

0

0

Unie 55+

0

0

AOV

3

0

0

0

0

Sen. 2000

3

1

0

0

SP

3

3

2

4

3

4

6

4

Andere partij

1

1

1

1

1

1

Totaal

102%

102%

102%

99%

102%

100%

101%

100%

N=

38

67

128

250

199

296

562

1540

2%

4%

8%

16%

13%

19%

36%

98%

Bron: Nationaal kiezersonderzoek 1998

Als om te beginnen gelet wordt op de verdeling der meningen onder kiezers in de periode 1977-1998 kan worden opgemerkt dat de kernramp te Tsjernobyl een enorme invloed heeft gehad. Het percentage tegenstanders van de bouw van nieuwe centrales stijgt licht tussen 1977 en 1981, maar blijft vervolgens tot vlak voor de verkiezingen van 1986 over het geheel genomen redelijk stabiel. Het ongeluk te Tsjernobyl zorgt voor een aardverschuiving wat betreft de mening ten aanzien van kernenergie: het percentage tegenstanders van de bouw van kerncentrales in Nederland neemt binnen uiterst korte tijd zeer sterk toe.

Na de ramp spreekt tweederde deel der kiezers zich met meer of minder overtuiging uit tegen de bouw van nieuwe kerncentrales in Nederland, terwijl nog slechts 17% voor het snel bouwen daarvan is. De in zeer korte termijn opgetreden verandering in de houding ten aanzien van kernenergie (het al dan niet bouwen van nieuwe kerncentrales) houdt vervolgens stand. Voor de hele periode na Tsjernobyl tot en met 1998 blijft ongeveer twee derde tegen de bouw van nieuwe kerncentrales, terwijl het percentage voorstanders stabiel is op een niveau van 15% à 20%.

Het verband van de houding ten aanzien van kernenergie en de partijkeuze is in 1977 tamelijk zwak. Slechts de PPR betrekt haar stemmen vrijwel zonder uitzondering van tegenstanders van de bouw van kerncentrales. D66 en de PvdA hebben onder deze kiezers iets meer aanhang dan onder voorstanders. Opgemerkt moet worden, dat een groot deel der ondervraagden in 1977 nog geen mening ten aanzien van het al dan niet bouwen van kerncentrales uit wil of kan spreken.

Het beeld van 1981 is duidelijker dan dat van 1977, zeker waar het de PvdA, de VVD en D66 betreft. De PvdA trekt relatief veel kiezers onder de tegenstanders van kernenergie, en het omgekeerde is het geval voor de VVD. Dit in 1981 opdoemende beeld doet zich in latere jaren in steeds heldere contouren voor. De PvdA weet meer en meer kiezers te verwerven onder de tegenstanders van de bouw van kerncentrales; het CDA gaat het electoraal slechter doen onder deze groep kiezers.

De enorme verschuiving in het denken over (de gevaren van) kernenergie als gevolg van de ramp met de centrale te Tsjernobyl heeft niet tot stemmenwinst voor de PvdA geleid. Te constateren valt, dat CDA en in iets mindere mate ook de VVD meer kiezers weten te krijgen onder de mensen die zich na de ramp tegen kernenergie hebben uitgesproken. Zij hebben mogelijk hun mening over kernenergie veranderd, doch zulks is niet het geval geweest met hun partijvoorkeur.

In 1989 en in latere jaren is het verband tussen de mening over kernenergie en stemgedrag zwakker dan bij voorgaande verkiezingen. Verschillen zijn vooral wat betreft PvdA en VVD geringer geworden. Voorzover het beeld van 1989 lijkt op het beeld bij een der eerdere verkiezingen, moet worden gedacht aan dat bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 1977. Het scherp geprofileerde beeld van tussenliggende jaren blijkt verdwenen, althans is later niet aanwezig.

Voorzover er nog heldere verbanden zichtbaar zijn, zijn die te vinden bij GroenLinks, die vooral stemmen weet te trekken onder kiezers die (sterk) tegen de uitbreiding van het aantal kerncentrales zijn. Een vergelijkbare maar beduidend zwakkere relatie lijkt aanwezig voor D66 en de PvdA, terwijl de VVD het relatief goed doet onder voorstanders van uitbreiding van het aantal kerncentrales.

Zie voor informatie over politieke strijdpunten rond de Tweede-Kamerverkiezingen van 1971 tot en met 1998 de onder paragraaf 6.4 genoemde literatuur. Zie tevens:

  • K. Aarts, S. E. Macdonald en G. Rabinowitz, Issue and party competition in the Netherlands, Comparative Political Studies, 32 (1999), pp. 64-101
  • W. van der Brug, The informed electorate. Political perceptions and party behaviour, in: Acta Politica, 33 (1998), pp. 20-55
  • W. van der Brug, Where’s the party? Voters perceptions of party positions, Amsterdam, 1997
  • C.P. Middendorp, J. W. Luijten en R. Dooms, Issue-voting in the Netherlands. Two-dimensional issue-distances between own position and perceived party position as determinants of the vote, in: Acta Politica, 28 (1993), pp. 39-59
  • A.M.B. Michels, Nederlandse politieke partijen en hun kiezers (1970-1989), Enschede, 1993
  • G. A. Irwin, J. J. M. van Holsteyn, Towards a more open model of competition, in: West European Politics, 12 (1989), pp. 112-138
  • G. A. Irwin, C. van der Eijk, J.J. M. van Holsteyn, en B. Niemöller, Verzuiling, issues, kandidaten en ideologie in de verkiezingen van 1986, in: Acta Politica, XXII (1987), pp. 129-176
  • J. J. van Cuilenburg, J. Kleinijenhuis, en G. P. Noordzij, Kiezers en issues: over politiek-inhoudelijke afweging, in: Acta Politica, XV (1980), pp. 289-318
  • A. Hoogerwerf, Sociaal-p1olitieke strljdpunten: smeulend vuur, in: Sociologische Gids, 10 (1963), pp. 244-263.
Scroll naar boven