De politiek van Willem I is tot op zekere hoogte te zien als een breuk met de overheersende traditie in het Nederlandse beleid, voor zover men deze kan omschrijven in termen van maritieme gerichtheid, de afwezigheid van territoriale aspiraties alsmede de afkeer van inmenging in de machtsstrijd tussen de grote Europese staten. De koning had duidelijk de ambitie Nederland op te stoten tot de rij van grote mogendheden. Niet alleen was hij een warm voorstander geweest van de hereniging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, maar ook had hij zijn oog laten vallen op Duits gebied, gelegen aan de linker Rijnoever en strekkende tot aan de Moezel. In een memorandum dat in 1829 door Willems minister van Buitenlandse Zaken, baron J.G. Verstolk van Soelen, was opgesteld, wordt zelfs de gedachte verdedigd dat Pruisen zijn plaats als grote mogendheid zou moeten afstaan aan Nederland. De actieve belangstelling van Willem I voor de continentale Europese machtspolitiek ging gepaard met een zekere distantie ten opzichte van Engeland, mede in de hand gewerkt doordat dit land zich na de dood van Castlereagh (1822) geleidelijk van het Europese vasteland afwendde.
Koning Willem I
Laatst bijgewerkt 1 augustus 1993