Koninklijke onderscheidingen

Koninklijke onderscheidingen

Per jaar krijgen circa 5000 mensen op 29 april, de dag voor Koninginnedag, een Koninklijke onderscheiding. Doel daarvan is: het eren van verdienstelijke personen. Er zijn drie soorten van dergelijke onderscheidingen:

1 De orde van de Nederlandse Leeuw

2 De orde van Oranje-Nassau

3 De Militaire Willems-Orde.

Ad. 1. Deze orde werd in 1815 ingesteld door Koning Willem I en kent de volgende graden: Ridder Grootkruis; Commandeur en Ridder. Met deze orde worden personen geëerd met bijzondere diensten van zeer uitzonderlijke aard voor de samenleving: personen met bijzondere talenten en personen die prestaties leverden met een grote maatschappelijke uitstraling. Voorbeelden van Ridder Grootkruis zijn de Engelse premier tijdens de Tweede Wereldoorlog Sir Winston Churchill en oud-premier Willem Drees. Commandeur werden o.a. volksschrijver en dichter Gerard Reve en oud-premier Den Uyl. Tot Ridder worden veelal topsporters en top-wetenschappers gedecoreerd.

Ad. 2. Deze orde werd in 1892 ingesteld door regentes-Koningin Emma en kent de graden van Ridder Grootkruis; Grootofficier; Commandeur; Officier; Ridder en Lid. Mensen krijgen een dergelijke decoratie vanwege bijzondere verdiensten voor de samenleving, denk hierbij vooral aan vrijwilligerswerk.

Ad. 3.  Deze orde is speciaal ingesteld om militairen of burgers (bijvoorbeeld: verzetsstrjiders) die zich, in een oorlogssituatie, hebben onderscheiden door moed, beleid en trouw te eren en werd in 1815 ingesteld door Koning Willem I. De orde kent vier graden: Ridder Grootkruis; Commandeur; Officier en Ridder. Tot Ridder Grootkruis in deze orde werden o.a. oud-president van de USA F.D. Roosevelt en Haile Selassie benoemd.

Deze ordes werden gemoderniseerd en gestroomlijnd door de in 1982 geïnstalleerde commissie-Portheine. Op grond van het rapport van deze commissie werd in 1985 een wetsvoorstel tot modernisering van het decoratiestelsel bij het parlement aanhangig gemaakt. Dit wetsvoorstel werd in 1994 aanvaard, zie: Bijlage 20.668, Handelingen Tweede Kamer, Wijziging van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en van de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling van de Raad voor de civiele orden, nrs. 1 e.v.

Bij overlijden van de gedecoreerde dient de onderscheiding te worden ingeleverd; behoud is alleen mogelijk tegen betaling van een bedrag van rond de € 2000. Tijdens de begrotingsbehandeling van de Begroting van de Koning in 2010 diende Van Raak (SP) een motie in om de koninklijke onderscheidingen na overlijden van de gedecoreerde niet meer actief terug te vorderen. Deze motie werd aangenomen met de stemmen van SP, Partij voor de Dieren; PvdA; GroenLinks; VVD; CDA en PVV vóór.

Het kabinet zegde hierop toe dat er geen actieve terugvordering of invordering van borgsommen plaatsvindt indien nabestaanden zelf te kennen geven om enige reden niet in staat te zijn om het onderscheidingsteken te retourneren.

Uitgangspunt blijft wel dat de onderscheidingen na overlijden worden teruggestuurd. In de praktijk sturen nabestaanden in veruit de meeste gevallen spontaan of na een herinnering het versiersel terug. Nabestaanden behouden wel altijd de oorkonde en het draaginsigne. Wie daar prijs op stelt, wordt in de gelegenheid gesteld om het onderscheidingsteken in bruikleen te behouden tegen betaling van een borg, die wordt terugbetaald op

ieder moment dat de betreffende of latere nabestaanden besluiten het versiersel alsnog terug te sturen.

Zie:

  • Bijlage 24.827, Handelingen Tweede Kamer, 2010-2011, nr. 14
  • Bijlage 32.500-I, Handelingen Tweede Kamer, 2010-2011, nr. 9. 

In 2014 stelde van Raak schriftelijke vragen over dit onderwerp. Volgens hem voert het kabinet de motie niet uit. Minister Plasterk antwoordde dat uitgangspunt blijf dat de onderscheidingen worden geretourneerd. Er vindt geen actieve terugvordering of invordering van borgsommen plaats als de nabestaanden hebben laten weten niet in staat te tijn het onderscheidingsteken te retrouneren. Deze categorie nabestaanden wordt niet onder druk gezet om alsnog een borgsom te betalen.

Zie: Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, 2014-2015, nr. 2014Z16544

Zie verder: B. van Nieuwenhuizen, Een lintje van de Koningin, Soesterberg, 2007.

Het predikaat “Koninklijk”

In 1807 stelde Koning Lodewijk Napoleon het predikaat Koninklijk beschikbaar. Dat predikaat bestaat nog steeds, denk aan de Koninklijke ANWB. Grote bedrijven en verenigingen kunnen aanspraak maken op die titel. Verenigingen moeten dan – uiteraard i.v.m. de objectiviteit – geen religieuze, politieke of levensbeschouwelijke opvattingen uitdragen. Verder wordt niet meer dan één organisatie binnen een branche “Koninklijk”. Het predikaat wordt toegekend als er een bijzonder jubileum te vieren valt (een 100-jarig bestaan van het desbetreffende bedrijf, bijvoorbeeld). De status wordt voor 25 jaar toegekend, daarna kan verlenging worden aangevraagd.

Scroll naar boven