De „ontschotting” van het rijksoverheidspersoneel is slechts één doel van het recente overheidspersoneelsbeleid. Een ander facet is de bevordering van de kwaliteitsverbetering van het zittende personeel door middel van zogeheten „management development” programma’s. Deze hebben sinds het midden van de jaren tachtig aan populariteit gewonnen. „Management development” programma’s hebben tot doel de professionele kwaliteiten en vaardigheden van ambtenaren te verbeteren. „Management development” programma’s zijn gericht op de carrière ontwikkeling van hogere ambtenaren en het organiseren van bij die carrière ontwikkeling passende opleidingsprogramma’s. Samengevat is het doel van het „management development” beleid:
- de vergroting van de intra- en interdepartementale mobiliteit en daardoor de bevordering van
- de verbetering van de samenwerking binnen het openbaar bestuur
- het verspreiden van een daarop gerichte organisatiecultuur
- het beschikken over een deskundig apparaat, dat voldoet aan huidige en toekomstige functie- en managementvereisten
- het creëren van een betrouwbaar personeelssysteem, opdat cruciale posities in de organisaties te allen tijde kunnen worden vervuld.
Zie verder: IVA, Mobiliteit van rijksoverheidspersoneel, in: Publicatiereeks Overheid en Arbeid. Een uitgave van het centrum voor arbeidsverhoudingen overheidspersoneel, Den Haag, 1992.
Bijna elk ministerie heeft een eigen „management development” programma ontwikkeld. Er is geen „overheidsbreed” beleid. Binnenlandse Zaken probeert het beleid van de ministeries met meer of minder succes te coördineren. Er is een uitzondering: de Algemene Bestuursdienst. Voor de ambtenaren, die deel uitmaken van de Algemene Bestuursdienst wordt het management development beleid gecoördineerd door het Bureau van de Algemene Bestuursdienst. Een „management development” raad ontwikkelt het ministerieel beleid op dit terrein. Deze raad bestaat gewoonlijk uit de secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de directeur Personeelsmanagement van het betrokken ministerie. Met de uitzondering van de topambtenaren in de Algemene Bestuursdienst is deelname aan de Algemene Bestuursdienst programma’s formeel niet verplicht. Weigering kan echter gevolgen hebben voor de verdere carrière.
Recentelijk is het „management development” beleid uitgebreid met de bevordering van wat tegenwoordig in het rijksbeleid „employability” wordt genoemd. „Employability” veronderstelt dat een ambtenaar zich identificeert met de (rijks)overheid als geheel en niet meer met een afzonderlijke ministerie of afdeling daarbinnen. Het hoofddoel is, opnieuw, de mobiliteit binnen de rijksoverheid te bevorderen en de verkokering te bestrijden. Employability omvat drie elementen:
- het stimuleren van mobiliteit binnen de rijksoverheid (en daar buiten)
- een actief opleidingsbeleid
- een actief arbeidsmarktbeleid.
Zie hiervoor: Ministerie van Binnenlandse Zaken, Mensen en management in de rijksdienst 1997, Den Haag, 1997.
Zie verder over het ambtelijk apparaat van de rijksoverheid:
- F.M. van der Meer en J.C.N. Raadschelders, The role of Senior Officials in The Netherlands, in: E.C. Page en V. Wright (red.), The Role of Senior Officials in a Service State, Oxford, 1998
- F.M. van der Meer en J.C.N. Raadschelders (red.), L’entourage administratif du pouvoir exécutif. Cahier d’Histoire de l’Administration no.5., Brussels, 1998
- J.H.L.M. Wels, Een wenkend perspectief. Onderzoek naar succes- en faalfactoren bij de totstandkoming van een algemene bestuursdienst Den Haag, 1995
- Directie personeelsmanagement, Koers naar de Algemene Bestuursdienst, Den Haag, 1994
- F.M. van der Meer en L.J. Roborgh, Ambtenaren in Nederland. Omvang, bureaucratisering en representativiteit van het ambtelijk apparaat, Alphen aan den Rijn, 1993
- RPD-advies, Management development in de rijksdienst, Den Haag, 1992
- J.C.N. Raadschelders, De vierde macht. Het ambtelijk apparaat in Nederland, Leiden, 1992
- W. Albeda et al, Ambtenaren in het jaar 2000. Op weg naar nieuwe arbeidsverhoudingen, Den Haag, 1989
- Ministerie van Binnenlandse Zaken, Overheid en arbeidsmarkt, Den Haag, 1988-
- F.M. van der Meer en R.J. Roborgh, Changing patterns in local and central government employment. An adaptation to a post-industrial society 1945-1985, in: L.J. Roborgh, R.R. Stough en Th.A.J. Toonen (red.), Public infrastructure redefined, Leiden/Bloomington/Rotterdam, 1988
- F.L. van Holthoon, De geschiedenis van het publiek domein in Nederland sinds 1815, in: A.M.J. Kreukels en J.B.D. Simonis (red.), Publiek domein. De veranderende balans tussen staat en samenleving, Meppel/Amsterdam, 1988
- A. Van Braam, Wat weten we eigenlijk van de ambtenaren?, Leiden 1988
- A.B. Ringeling, Ambtelijk gedrag, in: R. Depré (red.), Handboek beleidsvoering voor de overheid, M6220, Alphen a/d Rijn, 1987
- Ministerie van Binnenlandse Zaken, Mobiliteit en loopbaanbegeleiding bij de rijksoverheid. Een onderzoek onder rijksambtenaren in de periode 1981-1983, Den Haag, 1986
- M. Herweyer en J.H. Weggemans, Het arbeidsvoorwaardenbeleid bij de overheid, in: J.H. Weggemans (red.), Arbeidsverhoudingen bij de overheid. Overzicht, problemen en ontwikkeling, Deventer, 1985
- A. van Braam, Recrutering, mobiliteit en innovatiegerichte ambtelijke cultuur, in: A.B. Ringeling (red.), Ambtelijke cultuur en verandering van het openbaar bestuur, Den Haag, 1985
- M.L. Bemelmans-Videc, Economen in overheidsdienst. Bijdragen van Nederlandse economen aan de vorming van het sociaal-economisch beleid, 1945-1975, Leiden, 1984
- A. van Braam, Naar een Nederlandse civil service, in: Bestuurswetenschappen, 1982, pp. 261-265
- A. Hoogerwerf en L.E.M. Klinkers (red.), Spanningsvelden rondom de ambtenaren, Alphen a/d Rijn, 1978
- A. Hoogerwerf, De groei van de overheid in Nederland sinds 1900: aspecten van omvang, ontwikkeling, onevenwichtigheid en overbelasting, in: Bestuurswetenschappen, 1977
- A. van Braam, Ambtenaren en bureaukratie in Nederland, Zeist, 1957.