Tot op zekere hoogte markeert reeds het befaamde Lindenbaum-Cohen-arrest van de Hoge Raad uit 1919 over de onrechtmatige daad, waarbij hij een reeds ingediend wetsontwerp tot wijziging van artikel 1401 Burgerlijk Wetboek (oud) overbodig maakte door een cruciale formulering daaruit over te nemen, een omslagpunt in de relatie tussen rechter en wetgever (HR 31 januari 1919, NJ 1919, 161).
Zie over dit arrest en de geschiedenis van artikel 1401 Burgerlijk Wetboek (oud): G.E. van Maanen, Onrechtmatige daad. Aspekten van de ontwikkeling en struktuur van een omstreden leerstuk, Deventer, 1986.