In bijna alle gemeenten nemen partijen aan de gemeenteraadsverkiezingen deel die niet bekend zijn uit de landelijke politiek en die ook geen officiële band hebben met een landelijke politieke partij. Het is dan ook lastig deze „restcategorie” te definiëren. Dittrich heeft daartoe een poging gedaan, zie: K.L.L.M. Dittrich, Partij-politieke verhoudingen in Nederlandse gemeenten: een analyse van de gemeenteraadsverkiezingen 1962-1974, Leiden, 1978.
Dittrich onderscheidt vier soorten lijsten:
- landelijke lijsten: plaatselijke lijsten van landelijke politieke partijen
- landelijke combinaties: combinaties van landelijke partijen, die door plaatselijke partij-afdelingen zijn gevormd: PAK, PCG en CCP
- adhoc-combinaties: ad hoc-combinaties van landelijke partijen en/of plaatselijke groeperingen: GG
- plaatselijke lijsten: plaatselijke lijsten die geen direct landelijk equivalent kennen en die typisch verbonden zijn aan een bepaalde gemeente en/of regio en waarvan de politieke kleur vaak onduidelijk is, terwijl programma en propaganda exclusief op de betrokken gemeente en/of regio zijn afgestemd: PC, RK en O.
De landelijke lijsten en landelijke combinaties samen worden door Dittrich nationale lijsten genoemd; de ad hoc-combinaties en de plaatselijke lijsten vormen samen de lokale lijsten.
De Werkgroep Lokale Politiek in Limburg maakt weer een ander onderscheid, zie: Werkgroep Lokale Politiek, Lokale politiek in Limburg: een menu met 69 variaties, Maastricht, 1986.
De Werkgroep onderscheidt:
- lijsten van kerkdorpen en gehuchten: gebaseerd op de (oude) rivaliteit tussen kerkdorpen en resulterend in conflicten over verschillen in voorzieningenniveau
- standslijsten: lijsten van boeren, arbeiders en middenstanders
- lijsten als algemeen of plaatselijk, gemeentelijk belang: vaak voortkomend uit een poging om lokale tegenstellingen te overbruggen door het gemeenschapsbelang te benadrukken
- persoonslijsten: lijsten van populaire plaatselijke grootheden of plaatselijke notabelen. Vaak ontstaan persoonslijsten als een gevolg van ruzies tussen bepaalde families of personen.
Dr. W. Derksen onderscheidt:
- lijsttrekkerslijsten: verbonden aan één persoon en dan ook de naam dragend van die ene leidende figuur: de lijst-Jansen, enz.
- belangenpartijen: verbonden met een bepaald belang (middenstand, boeren, enz.), veel voorkomend in Limburg en Brabant in de tijd dat de KVP daar bij de landelijke verkiezingen nog bijna alle stemmen verwierf
- one-issue-partijen: partijen die zich nadrukkelijk voor één onderwerp inzetten
- protestpartijen: partijen die bovenal een protest willen zijn tegen de heersende politiek en/of het heersende lokale beleid
- burgerpartijen: partijen die bovenal willen opkomen voor „de” burger: het zijn de partijen die in de jaren negentig de „kloof” tussen burger en politiek willen dichten door vooral het oor te luisteren te leggen bij de lokale samenleving: niet de overheid of de bureaucratie is belangrijk, maar de stem van de burger!
In ieder geval mag duidelijk zijn dat er een zeer breed scala bestaat van „lokale partijen”. In feite hebben ze alle één ding gemeen: ze doen slechts in één gemeente aan de verkiezingen mee en ze hebben dan ook geen binding met partijen die elders of op een andere schaal aan de verkiezingen meedoen.
Het belang van lokale partijen nam – enigszins en met regionale uitzonderingen – af in de jaren zeventig en tachtig. In Noord-Brabant en Limburg speelden de nationale partijen lange tijd zelfs nauwelijks een rol in de gemeentepolitiek. De PvdA en de VVD namen in Limburg in de jaren tachtig voor het eerst in de meeste gemeenten aan de verkiezingen deel; in Brabant gebeurde dat iets eerder. Ook de KVP, die bij provinciale en landelijke verkiezingen in deze katholieke gebieden een groot deel van de stemmen kreeg, deed bij de gemeenteraadsverkiezingen in de meeste gemeenten niet mee.
In de jaren negentig ontstonden daarentegen nieuwe lokale partijen die “Leefbaar” in hun naam hadden en zich louter richtten op lokale kwesties. Gemeenschappelijke noemers waren het zich afzetten tegen de gevestigde politiek en achterkamertjespolitiek, een stem geven aan onlustgevoelens en het zich verzetten tegen prestigeprojecten. De succesvolle partijen Leefbaar Hilversum en Leefbaar Utrecht stonden model voor tal van dit soort “Leefbaar”-partijen die gezamenlijk de grote winnaar waren van de gemeenteraadsverkiezingen van 2002, een succes dat in 2006 niet kon worden geëvenaard. De electorale resultaten van de lokale ‘leefbaren” waren overigens aanleiding voor de oprichters van Leefbaar Hilversum en Leefbaar Utrecht om in 1999 een nationale partij op te richten: Leefbaar Nederland.
Deze ontwikkeling wordt weergegeven in onderstaande tabel.
Percentage stemmen op lokale lijsten, per provincie, vanaf 1974.
1974 |
1978 |
1982 |
1986 |
1990 |
1994 |
1998 |
2002 |
2006 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Groningen |
5,1 |
5,0 |
6,5 |
5,7 |
5,9 |
6,0 |
6,5 |
14,3 |
14,1 |
Friesland |
10,5 |
9,2 |
9,9 |
9,2 |
12,7 |
20,4 |
20,0 |
24,4 |
13,7 |
Drenthe |
8,5 |
8,9 |
9,3 |
9,1 |
12,0 |
17,4 |
23,1 |
19,7 |
|
Overijssel |
10,6 |
6,5 |
6,6 |
6,1 |
9,4 |
14,8 |
13,4 |
18,9 |
19,8 |
Gelderland |
16,7 |
13,0 |
11,2 |
10,4 |
12,1 |
14,5 |
16,8 |
22,7 |
23,0 |
Utrecht |
5,3 |
3,2 |
3,1 |
3,7 |
4,9 |
6,9 |
14,8 |
21,4 |
19,7 |
Noord-Holland |
6,4 |
4,9 |
6,4 |
6,8 |
7,9 |
11,8 |
13,9 |
22,2 |
18,3 |
Zuid-Holland |
4,7 |
3,3 |
4,6 |
4,5 |
4,6 |
8,1 |
11,7 |
23,6 |
22,8 |
Zeeland |
15,8 |
13,2 |
11,4 |
9,0 |
10,7 |
10,4 |
16,6 |
16,6 |
21,3 |
Noord-Brabant |
51,3 |
37,0 |
31,7 |
28,1 |
30,0 |
33,6 |
35,8 |
42,0 |
37,2 |
Limburg |
71,8 |
61,9 |
41,0 |
36,1 |
34,2 |
34,7 |
36,7 |
38,2 |
33,5 |
Flevoland |
6,3 |
4,7 |
2,8 |
5,2 |
5,7 |
7,7 |
11,8 |
27,2 |
21,2 |
Nederland |
18,9 |
14,8 |
13,0 |
12,0 |
13,3 |
16,4 |
17,7 |
26,3 |
23,7 |
Bron: M. Boogers, P. Lucardie en G. Voerman, Lokale politieke groeperingen, belangenbehartiging, protest en lokalisme, 2006.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het gemiddeld aantal deelnemende nationale en lokale lijsten per gemeente.
Gemiddeld aantal deelnemende nationale en lokale lijsten per gemeente.
1974 |
1978 |
1982 |
1986 |
1990 |
1994 |
1998 |
2002 |
2006 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nationale lijsten |
3,5 |
3,6 |
4,1 |
4,0 |
4,1 |
4,4 |
4,8 |
4,5 |
4,8 |
Lokale lijsten |
2,4 |
2,0 |
1,7 |
1,5 |
1,3 |
1,4 |
1,4 |
1,7 |
2,5 |
Totaal |
5,8 |
5,6 |
5,8 |
5,6 |
5,4 |
5,8 |
6,3 |
6,2 |
7,0 |
Bron: M. Boogers, P. Lucardie en G. Voerman, Lokale politieke groeperingen, belangenbehartiging, protest en lokalisme, 2006.
Zie verder:
- R. Audenaerde en R. Koole, „Lokale partijen kiezen massaal positie in het midden”, Binnenlands Bestuur, 15 april 1994, pp. 26-31 (geeft een beeld van de organisatie en van de doelstellingen van lokale partijen, alsmede van de lijsttrekkers van de lokale politieke partijen in Drente en Zuid-Holland)
- W. Kuiper, Lokaal en landelijk in Limburg, Maastricht, 1994
- M.F.J. van Tilburg, Lokaal of Nationaal, Den Haag, 1993
- A.F.A. Korsten en W. Kuiper, Limburg kiest, Zeist, 1991
- K.L.L.M. Dittrich en M.J. Cohen, „Politieke partijen en burgers in de lokale politiek”, in: W. Derksen en A.F.A. Korsten (red.), Lokaal bestuur in Nederland, 1989, pp. 174-190
- W. Derksen, „Continuïteit en innovatie: deelnemers en omgangsvormen in de lokale politiek”, in: H.A. Brasz en J.W. van der Dussen (red.), Gemeenten in verandering: is er ook innovatie?, Den Haag, 1987
- Werkgroep Lokale Politiek in Limburg, Lokale politiek in Limburg, een menu met 69 variaties, Maastricht, 1986
- J.E.L. Costongs en P.W. Tops, Tilburg na 1945; momenten van veranderingen in politiek, bestuur en beleid, Tilburg, 1986
- K.L.L.M. Dittrich, Partijpolitieke verhoudingen in Nederlandse gemeenten: een analyse van de gemeenteraadsverkiezingen 1962-1974, Leiden, 1978.