De belangrijkste sancties voor minderjarigen zijn de taakstraf, de jeugddetentie, de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) en de geldboete. Van deze vier sancties wordt de taakstraf veruit het meest opgelegd. De genoemde sancties zullen hieronder kort worden besproken. Hoewel de Halt-verwijzing geen afdoening door de rechter vormt, zullen wij er vanwege het belang ervan niettemin aandacht aan besteden.
Halt
Strafrechtelijk minderjarigen die door de politie zijn aangehouden vanwege vandalisme en enige andere vormen van veelvoorkomende criminaliteit, worden door haar doorverwezen naar het Halt-bureau. De Halt-afdoening maakt het mogelijk „de zaak weer goed te maken”. Dat kan door middel van schadevergoeding of het verrichten van een tegenprestatie, bijvoorbeeld door verwijdering van de aangebrachte graffiti. Het aantal verwijzingen naar Halt is in de loop der jaren sterk toegenomen: van 1.200 in 1987 tot bijna 22.000 in 1998. De groei is in de laatste paar jaar wat afgevlakt.
Jeugddetentie
Met ingang van 1 september 1995 zijn de straffen „tuchtschool” en „arrest” vervangen door jeugddetentie. De jeugddetentie wordt tenuitvoergelegd in opvanginrichtingen. Deze hadden in 1998 een capaciteit van 585 plaatsen.
Het percentage jeugdigen dat er jeugddetentie uitzit, bedraagt 15. Het merendeel van de gemiddelde bevolking van deze inrichtingen bestaat evenwel uit jeugdigen die in voorlopige hechtenis zijn gesteld. Zij vormen ongeveer tweederde van het totaal. De rest van de bevolking bestaat uit maatregelpassanten die wachten op overplaatsing (12 %) en onder toezicht gestelden die crisisopvang behoeven. De gemiddelde verblijfsduur in deze inrichtingen bedraagt ongeveer zeventig dagen.
Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ)
Met de inwerkingtreding van het nieuwe jeugdstrafrecht in 1995 is er nog slechts één strafrechtelijke maatregel voor minderjarigen: de PIJ-maatregel. Zij is in de plaats gekomen voor „plaatsing in een inrichting voor buitengewone behandeling” en „jeugd-tbr”. De PIJ-maatregel geldt voor de duur van twee jaar en kan worden verlengd tot maximaal vier jaar (in uitzonderlijke gevallen tot zes jaar). De PIJ-maatregel wordt tenuitvoergelegd in behandelinrichtingen. In 1998 hadden deze inrichtingen een capaciteit van 829 plaatsen. Bijna 40% van de capaciteit wordt gebruikt voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke maatregelen. Het aantal minderjarigen dat een strafrechtelijke maatregel ondergaat, is de laatste jaren sterk gestegen: circa 150 in 1993 tegenover 400 in 1997.
Taakstraffen
Sinds 1983 is er geëxperimenteerd met alternatieve sancties voor minderjarigen. Met de invoering van het nieuwe jeugdstrafrecht in 1995 hebben deze een wettelijke basis gekregen. Sindsdien is er sprake van een explosieve groei: het aantal is in drie jaar tijd verdubbeld. Aanvankelijk werd slechts sporadisch een leerstraf opgelegd, maar vanaf 1987 neemt hun aandeel gestaag toe. Een aantal leerstraffen is in elk arrondissement beschikbaar: „slachtoffer in beeld”, „seksuele vorming” en „training sociale vaardigheden”. Daarnaast zijn er leerstraffen die slechts in een enkele arrondissementen beschikbaar zijn. Het betreft langdurige leerstraffen die gericht zijn op arbeidstoeleiding en het aanleren van arbeids- en sociale vaardigheden. Werkstraffen worden uitgevoerd bij niet-commerciële organisaties en bestaan uit bijvoorbeeld arbeid in een spoelkeuken of bosarbeid. De coördinatie en de begeleiding van de taakstraf is in handen van de Raad voor de Kinderbescherming.