De veranderingen in het stemgedrag der kiezers en in de partij-politieke verhoudingen die zich in en vanaf het midden van de jaren zestig manifesteerden, zorgden voor een toename van interesse in kiezersonderzoek. Deze toegenomen interesse leidde tot een meer systematische aanpak van het kiezersonderzoek in Nederland.
In 1966 wendden de hoogleraren H. Daalder, H. Daudt, G. Kuypers en L. G. A. Schlichting zich tot de Nederlandse Organisatie voor zuiver-wetenschappelijk onderzoek (ZWO, het huidige NWO) met het verzoek om in de toekomst periodiek verkiezingsonderzoek te financieren. Het eerste onderzoek werd uitgevoerd door de Vrije Universiteit (1967). In februari 1970 dienden de hoogleraren van alle politicologische instituten in Nederland een door R. J. Mokken geschreven gemeenschappelijke subsidie-aanvraag in bij ZWO. De aanvraag werd nu ingediend ten behoeve van de permanente verzameling van gegevens van periodiek en continu nationaal verkiezingsonderzoek voor algemeen politicologisch gebruik. Voorgesteld werd in de toekomst – met ingang van de verkiezingen van 1971 – bij elke Tweede-Kamerverkiezing een nationaal verkiezingsonderzoek te houden met een vanwege de continuïteit in beginsel vaste vragenlijst. De algemene doelstelling was de snelle productie van een voor alle politicologische onderzoekers gemakkelijk toegankelijke dataverzameling.
Zie voor dit initiatief en een uiteenzetting over doelstellingen en mogelijkheden van het gezamenlijke onderzoeksproject: R. de Hoog e.a., Nationaal verkiezingsonderzoek, in: Acta Politica, 6 (1971), pp. 29-44.
Het ingediende voorstel betekende op minstens drie manieren een breuk met de tot op dat moment bestaande „traditie” van kiezersonderzoek in Nederland.
Allereerst betrof het een aanvraag voor onderzoek bij alle (komende) Tweede-Kamerverkiezingen. Om te verzekeren dat in de toekomst longitudinale analyse en cohort-analyse mogelijk zouden zijn, diende een deel van de te stellen vragen onveranderd in de onderzoeken te worden opgenomen. De vragenlijst zou aldus een zogenaamd „vast blok” van telkens terugkerende vragen dienen te bevatten.
In de tweede plaats lag het in de bedoeling, dat de verzamelde gegevens niet slechts beschikbaar zouden zijn voor een beperkte, selecte groep van onderzoekers, maar dat de gegevens zo snel mogelijk beschikbaar zouden zijn voor alle geïnteresseerde wetenschappelijke onderzoekers.
In de derde plaats zou het bij de organisatie van het onderzoek moeten gaan om een gezamenlijke onderneming van onderzoekers van alle universiteiten met politicologen in dienst. Bij elk onderzoek zou een der universiteiten als een soort dagelijks bestuur verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse werkzaamheden, deels van administratieve aard, die aan het project verbonden zouden zijn.
De oorspronkelijke benadering en opzet is voor een belangrijk deel tot op heden gehandhaafd; in de loop der tijd zijn slechts geringe wijzigingen noodzakelijk gebleken. Beginnend in 1971 zijn bij alle daaropvolgende Tweede-Kamerverkiezingen kiezersonderzoeken (bekend onder de naam Nationaal Kiezersonderzoek, NKO) gehouden. De gegevens van deze onderzoeken zijn beschikbaar op het Steinmetz Archief te Amsterdam, alwaar tevens een volledige beschrijving en documentatie van de onderzoeken beschikbaar is. Op deze plaats zal worden volstaan met een beknopte samenvatting en enige basisinformatie met betrekking tot de desbetreffende onderzoeken.
Zie voor een beschrijving van de geschiedenis van het NKO:
- K. Aarts en H. van der Kolk, The Design of the Dutch Parliamentary Election Study, Paper for delivery at the 1998 Annual Meeting of the American Political Science Association, Boston, September 3-6 1998, 21 pp
- J. van Holsteyn en G. Irwin, Onderzoek van kiezers en verkiezingen, in: W. Hout en H. Pellikaan (red.), Leren van onderzoek. Het onderzoeksproces en methodologische problemen in de sociale wetenschappen, Amsterdam, 1995, pp. 62-95
- C. van der Eijk en K. Niemöller, Election studies in the Netherlands: Pluralism and accommodation, in: European Journal of Political Research, 25 (1994), pp. 323-342
- H. Anker, Over electoraal onderzoek, in: Socialisme en Democratie, 51 (1994), pp. 3-14
- J.J.A. Thomassen, Kiezersonderzoek in Nederland, in: J. H. G. Segers en E. J. Bijnen (red.), Onderzoeken: reflecteren en meten, Tilburg, 1986, pp. 117-133.
Zie voor de ontwikkeling van het kiezersonderzoek in enkele andere landen het themanummer van de European Journal of Political Research, 25 (1994).