Voor vrijwel ieder onderwerp is de ontwikkeling van de bevolking belangrijk. Zo is voor de planning van voorzieningen de toekomstige omvang van de doelgroep een elementair gegeven. Het Centraal Bureau voor de Statistiek geeft jaarlijks een prognose van de bevolking voor de korte termijn en tweejaarlijks voor de lange termijn. Bij deze laatste wordt ongeveer 50 jaar vooruit gekeken.
De meest recente prognose is: Centraal Bureau voor de Statistiek, „Bevolkingsprognose 1998-2050”, in: Maandstatistiek van de Bevolking, december 1999-1.
Verwacht wordt dat de Nederlandse bevolking de komende 50 jaar met ongeveer 1,6 miljoen inwoners zal toenemen. Kort na de eeuwwisseling zal de grens van 16 miljoen inwoners worden overschreden. Sinds geruime tijd moet de prognose steeds naar boven worden bijgesteld. De hoofdreden daarvoor vormt de systematische onderschatting van de immigratie. Dat de huidige prognose opnieuw hoger uitkomt dan de vorige van 1996 heeft echter een andere reden, namelijk hogere geboorteaantallen en een lagere sterfte. Het hogere geboortecijfer wordt vooral veroorzaakt door een stijging van de vruchtbaarheid op hogere leeftijd. Voor de immigratie wordt nu – onder erkenning van de onzekerheid – uitgegaan van nog een lichte stijging tot rond 2010, waarna een stabilisatie optreedt. Waar verondersteld wordt dat de emigratie geleidelijk aan zal stijgen, zal het migratiesaldo van tegen de 40.000 nu dalen tot ruim 20.000 in 2050.
De prognose van de bevolkingsontwikkeling in Nederland is weergegeven in tabel 1. De hierboven genoemde kwantitatieve tendenties zijn steeds gebaseerd op de middenvariant, die de gemiddeld verwachte toekomstige ontwikkeling beschrijft. Het is uiteraard onzeker of de bevolking zich werkelijk zal ontwikkelen zoals wordt voorspeld. Daarom wordt ook een hoge en een lage variant van de bevolkingsontwikkeling berekend. De varianten zijn bepaald door veronderstellingen over de kansverdeling van de toekomstige geboorte, sterfte, immigratie en emigratie. Op basis hiervan zal in 2050 de bevolking met een kans van tweederde een omvang hebben tussen 15,7 en 18,9 miljoen. Het omslagpunt van de bevolking doet zich in de lage variant voor omstreeks 2025 en in de midden variant tien jaar later. In de hoge variant is in de prognoseperiode het einde van de bevolkingsgroei nog niet in zicht.
Tabel 1. Bevolkingsprognose 1998 volgens de lage, midden en hoge variant tot 2050.
Jaar |
Bevolkingsprognose 1998 |
||
Lage variant |
Midden variant |
Hoge variant |
|
× 1000 |
|||
1998 |
15.654 |
15.654 |
15.654 |
2000 |
15.835 |
15.848 |
15.864 |
2010 |
16.399 |
16.611 |
16.817 |
2020 |
16.588 |
17.069 |
17.552 |
2030 |
16.567 |
17.389 |
18.192 |
2040 |
16.251 |
17.418 |
18.638 |
2050 |
15.713 |
17.230 |
18.927 |
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, „Bevolkingsprognose 1998”, in Maandstatistiek van de Bevolking, 1999/1.
De bevolkingsprognose levert ook meer gedetailleerde informatie over thema’s als huwelijksvruchtbaarheid, levensverwachting, ontgroening, vergrijzing en verweduwing. Hier wordt niet verder op deze onderdelen ingegaan. De prognose vormt tevens de basis van de nationale Huishoudensprognose en de Allochtonenprognose. Andere instellingen werken met het CBS samen voor verbijzondering naar het regionale niveau, bijvoorbeeld door de Rijksplanologische Dienst voor de Regionale bevolkingsprognose, door het Directoraat-Generaal van de Volkshuisvesting van het Ministerie van VROM eveneens (de zogenaamde PRIMOS-prognose), en door het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) voor de Regionale Allochtonen Prognose. Beide regionale bevolkingsprognoses baseren zich op de CBS-prognose, maar de uitwerkingen hebben vanwege verschillende beleidsdoelen betrekking op andere schaalniveaus. Gezien de grotere onzekerheden op langere termijn dan bij de aggregaten waar de nationale prognoses mee werken, zijn de termijnen waar de prognoses betrekking op hebben korter. Zo heeft de laatste Allochtonenprognose betrekking op de periode 1998-2015 (in: Maandstatistiek van de bevolking, 1999 nr. 4), en beschrijft de Regionale bevolkingsprognose 1999 de ontwikkeling tot 2030, zie: Ch.L. Eichperger en J.L. Pálsdottir, Regionale bevolkingsprognose 1999, Den Haag, 1999.
De nationale bevolkingsprognose vormt een belangrijke informatiebron voor tal van verkenningen, op gebieden als economie, volkshuisvesting, verkeer, volksgezondheid, zorg, arbeid, en onderwijs, die hieronder nog ter sprake komen. De volgende subparagraaf betreft echter een verkenning waarin de ontwikkeling van de demografische verhoudingen zelf de kern van het bestudeerde probleem vormt.