De Nederlandse regering (gevormd door een extra-parlementair ministerie onder leiding van de liberaal Cort van der Linden) vaardigde bij het uitbreken van de oorlog het bevel tot mobilisatie van alle strijdkrachten uit. In de verklaring waarin zij de neutraliteit van Nederland bevestigde, werd verwezen naar de afspraken betreffende rechten en plichten van neutrale landen die waren gemaakt tijdens de tweede Haagse Vredesconferentie. Dat Nederland, anders dan het buurland België, niet het slachtoffer werd van de Duitse militaire aanval tegen Frankrijk was het rechtstreekse gevolg van een wijziging in de oorlogsplannen van Duitsland. In de oorspronkelijke Duitse strategie voor de strijd in het westen, zoals in 1905 ontworpen door generaal Von Schlieffen, was wel degelijk voorzien in militaire operaties op Nederlands grondgebied. Von Schlieffens opvolger als chef van de Duitse generale staf, Helmuth von Moltke, zag echter in het vooruitzicht dat Nederland zijn neutraliteit zou verdedigen en vooral in het risico dat Engeland Nederland zou binnenvallen indien de Nederlandse neutraliteit zou worden geschonden, aanleiding de plannen bij te stellen. In plaats van door Nederlands Limburg zouden de Duitse troepen net onder deze provincie België binnendringen, hetgeen in feite ook geschiedde. Om Duitsland geen motief te verschaffen Nederland onder de voet te lopen op grond van mogelijke Engelse militaire acties ter bescherming van de aanvoerlijnen naar het nog niet bezette Antwerpen, besloot de regering de mond van de Westerschelde voor Engelse schepen af te sluiten.
Een apart probleem vormde de doorvoer over de Rijn, levensader van zowel de Nederlandse als de Duitse economie. Dankzij de neutraliteit van Nederland bleef deze rivier open voor handel met het Duitse achterland. Uiteraard wekte dit grote bezorgdheid in Engeland, dat niet kon toestaan dat het neutrale Nederland behulpzaam zou zijn bij de instandhouding van de Duitse oorlogsinspanningen. De Engelsen hadden plannen klaar liggen om Nederland volledig van zee af te sluiten. Zij zagen er echter van af deze plannen uit te voeren, omdat zulks een schending van het neutraliteitsrecht zou hebben betekend. In plaats hiervan confronteerde de Britse regering Nederland met een uitvoerige lijst met contrabande: goederen die niet via Nederland aan Duitsland doorverkocht mochten worden. Aanvankelijk eisten de Engelse autoriteiten van de Nederlandse regering instemming dat goederen die vielen onder de zogenaamde voorwaardelijke contrabande steeds vergezeld zouden worden van een certificaat, waarin de Nederlandse staat garandeerde dat deze goederen alleen bestemd waren voor gebruik of consumptie in eigen land. Nederland was niet bereid tot een dergelijke vergaande samenwerking met Engeland.
Deze afwijzende opstelling vloeide enerzijds voort uit de overtuiging dat hier sprake was van een inbreuk op de rechten van neutrale staten, anderzijds had zij te maken met beduchtheid voor negatieve Duitse reacties. Om het netelige probleem op te lossen werd een uitweg gezocht in de vorm van de oprichting van een speciaal agentschap voor handel en industrie, de Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij, die in samenwerking met de Britse handelsattaché zich belastte met het afgeven van waarborgen dat goederen waarvan de Engelsen niet wensten dat zij in Duitse handen zouden komen, in Nederland bleven.
Onder de gegeven omstandigheden was het Nederlands beleid er noodgedwongen één van schipperen en laveren tussen de tegengestelde eisen en belangen van de belligerenten. De geweldige uitbreiding die in het bijzonder de export van voedingsmiddelen (vooral vlees) vanuit Nederland naar Duitsland had ondergaan was de Engelsen een doorn in het oog. Toen Engeland er in 1916 bij de Nederlandse regering op aandrong deze uitvoer aanzienlijk te verminderen, reageerde Duitsland met het dreigement de leveranties van kolen aan Nederland stop te zetten. Ook in dit geval trachtte Den Haag een middenpositie in te nemen, zij het dat in het algemeen een neiging bestond meer toe te geven aan de partij die de hardste eisen stelde en deze met de grootste kracht dreigde bij te zetten.