Sinds de afschaffing van de opkomstplicht in Nederland, is de opkomst bij de Provinciale-Statenverkiezingen eerst gestegen, tot 79,6% in 1978, en sindsdien is de opkomst gestaag gedaald. In 1999 was de opkomst op z’n laagst, te weten 45,6%. In de verkiezingen van 2003 en 2007 bleef de opkomst daar nét boven. In 2011 steeg de opkomst tot 56%. Het mag echter betwijfeld worden of dit samenhing met een toegenomen belangstelling voor de provinciale politiek. In de campagne voor de verkiezingen was het vooral de samenstelling van de Eerste Kamer die een rol speelde. Daarbij ging het met name om de vraag of het kabinet-Rutte (inclusief gedoogpartner PVV) een meerderheid in de Eerste Kamer zou halen.
In de subparagrafen is voor elke verkiezing voor Provinciale Staten een aantal gegevens weergegeven over opkomstpercentage (uitgebrachte stemmen gerelateerd aan het aantal kiezers) en percentages geldig, blanco en ongeldig uitgebrachte stemmen. Niet alle gegevens zijn voor alle verkiezingen beschikbaar:
- Vanaf 1987 is het onderscheid van het CBS tussen blanco en overig ongeldig uitgebrachte stemmen komen te vervallen. In 2011 werd dit verschil weer wél gemaakt
- Van 1958 tot en met 1978 gaf het CBS, naast het opkomstpercentage (het totaal aantal uitgebrachte stemmen in % het aantal kiesgerechtigden) ook het percentage uitgebrachte geldige stemmen in % van het aantal kiesgerechtigden.