Postbus 51, de Rijksvoorlichtingsdienst, de talloze informatiebrochures die alle overheidsorganen hebben en de informatie die de overheid opslaat over ingezetenen, zijn uitdrukking van de mate waarin de overheid verweven is geraakt met de samenleving. Overheidsvoorlichting is sterk geprofessionaliseerd, waarbij de nadruk verschoven lijkt te zijn van rechten naar plichten van burgers. In de situatie van een terugtredende overheid is voorlichting meer dan ooit geboden. Daarbij is inmiddels minder oog voor de zogeheten klassieke functies van voorlichting (openbaarmaking, instrument, dienstverlening en public relations) als wel voor de doelmatigheid van voorlichtingscampagnes.
De burger heeft recht op informatie en heeft meer dan ooit de gelegenheid zich te informeren, zeker na de Wet Openbaarheid van Bestuur van 1980. Tegelijkertijd houdt de informatieverzameling door de overheid een bedreiging van de privacy in. Informatievoorziening en verwerking worden zó belangrijk geacht dat elke overheidsinstelling (departement, provincie, gemeente, waterschap enz.) wel diensten voorlichting en informatisering hebben ingesteld, zowel voor opbouwen onderhoud van het netwerk als voor beheer van de gegevensbestanden. Directoraat-Generaal XIII van de Europese Commissie is uitsluitend bezig met informatisering.
In een hoog-gebureaucratiseerde en geïnformatiseerde samenleving worden hoge eisen gesteld aan de behendigheid van de burger. Door specialisatie van functionarissen en differentiatie van organisatie kan de burger ervaren te worden gestuurd van het “kastje naar de muur”. De burger weet ook niet altijd goed raad met informatie die wordt gevraagd op aanvraagformulieren voor bepaalde vergunningen, uitkeringen en dergelijke. Dat dergelijke formulieren omwille van gelijke behandeling en rechtsbescherming op een specifieke wijze moeten zijn ingericht, is voor menigeen niet duidelijk. Van de burger mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van zijn rechten en plichten, maar dan moet tevens het “apparaat” optimaal toegankelijk zijn. Informatisering kan die toegankelijkheid bevorderen, maar tevens belemmeren. In weerwil van de talloze informatiebrochures en “Postbus 51-reclames” lijkt het erop dat veel burgers nog immer de basiskennis over structuur en functioneren van de overheid ontberen. De burger heeft derhalve ook “kaartkennis” van en over bureaucratie nodig. Gegeven de rol die de overheid is gaan vervullen in de waarborging van welvaart en welzijn, is het van groot belang dat burgers deze kennis opdoen en dan bij voorkeur niet uitsluitend door middel van schriftelijk materiaal, maar ook via het reguliere lager en middelbaar onderwijs. Dit onderwijs moet er niet alleen toe dienen dat de jonge, toekomstige burger bekend wordt gemaakt met zijn/haar rechten en plichten, zoals in de traditionele burgerschapskunde (civic education, instruction civique) waarin de nadruk lag op politieke opvoeding door middel van staatsinrichting en nationale geschiedenis, maar moet ook aandacht worden gegeven aan “bureaucratische opvoeding”. De natuurlijke spanning tussen democratie en bureaucratie wordt daarmee niet opgeheven, maar structuur en functioneren van bureaucratie in een democratie worden daardoor in ieder geval begrijpelijker en wellicht meer aanvaardbaar.