De bureaucratische organisatie levert niet alleen informatie aan politieke bestuurders. De overheid heeft nieuwe technologie stelselmatig aangewend om burgers te informeren. Tot het einde van de negentiende eeuw bestond de belangrijkste overheidsvoorlichting uit bekendmakingen van regelgeving door middel van gedrukte ordonnanties en dergelijke en mondelinge bekendmaking van gemeentelijke maatregelen door omroepers. Eind negentiende, begin twintigste eeuw zou de omroeper (of: klepperman) uit het straatbeeld verdwijnen en vervangen worden door voorlichtingsmateriaal. Gemeenten verschaften hun ingezetenen informatie over volkshuisvesting, volksgezondheid en nutsbedrijven. De behoefte aan overheidsvoorlichting deed zich het sterkst gevoelen ten tijde van economische en oorlogscrises. Tijdens de Eerste Wereldoorlog groeide de overheidsvoorlichting zeer sterk, enerzijds als oorlogspropaganda, anderzijds om de burger te informeren over verstandig energie- en voedselgebruik, gegeven de distributiemaatregelen. Na 1918 nam de overheidsvoorlichting af, om weer sterk toe te nemen in de jaren dertig. De overheid gebruikte nu ook de radio als medium voor informatieoverdracht. Zoals president Roosevelt de Amerikanen via de radio voorlichting gaf over de New Deal (defireside chats), zo sprak Colijn in 1936 de Nederlandse bevolking tijdens de “Gouden Standaardcrisis” toe met de gevleugelde woorden “Gaat u maar rustig slapen”. Inmiddels was in 1934 de Regeringspersdienst ingesteld als onderdeel van het Departement van Buitenlandse Zaken. Deze werd opgevolgd door de in mei 1940 in Londen opgerichte Rijksvoorlichtingsdienst.
Met de Duitse propagandamachine nog vers in het geheugen was men na de oorlog terughoudend met overheidsvoorlichting. De in mei 1945 ingestelde afdeling “Oog en Oor” (als buitendienst van de RVD voor de publieksvoorlichting) verzelfstandigde in november van dat jaar doch werd in augustus 1946 opgeheven. Echter, de wederopbouw van de samenleving en de plannende en sturende rol die de overheid daarin op zich nam, vereiste een systematisch gegevensbeheer en een goede voorlichtingsmachine. De kennisvermeerderende en – vooral- de wils-beïnvloedende functie van overheidsvoorlichting was al snel onderwerp van wetenschappelijke studie.