Het trefwoord bij de keuze van een (huwelijks)partner is homogamie dat wil zeggen dat „soort met soort” trouwt. Vroeger waren de huwelijken vooral homogaam naar kerkelijke gezindte. Nu blijkt dat mede door de emancipatie van de vrouw en haar betere scholing de gelijkheid van opleidingsniveau sterk is toegenomen. Het werk, de school en de universiteit zijn belangrijke ontmoetingsplaatsen geworden. De directe bemoeienis van de ouders en de familie is bij de partnerkeuze afgenomen, al spelen factoren zoals het ouderlijk milieu en de status van de ouders nog steeds een rol bij de keuze van een partner.
Bij allochtonen wordt eveneens veel binnen eigen kring getrouwd. Er is hier sprake van huwelijksmigratie, omdat Turken en Marokkanen veelal een man of vrouw trouwen uit het land van herkomst. Bij deze huwelijken hebben het ouderlijk gezin en de familie nog een sturende rol. In sommige gevallen zijn de huwelijken gearrangeerd. De huwelijksmigratie is aan strikte regels gebonden. Men moet met arbeid in zijn levensonderhoud kunnen voorzien.
Deze regels gelden in het algemeen bij huwelijkssluiting met buitenlanders. Een andere vorm van huwelijksmigratie, die nu geen grote rol meer speelt, is de gezinshereniging, dat wil zeggen de overkomst van het gezin van een allochtone inwoner.
De regels om een partner uit het buitenland te trouwen zijn mede opgesteld om het sluiten van een schijnhuwelijk (een huwelijk om een verblijfsstatus in Nederland te verwerven) tegen te gaan. In 1994 is een wet ter voorkoming van schijnhuwelijken ingevoerd. Bepalingen zijn onder andere dat bij huwelijken tussen twee buitenlanders of een buitenlander en een Nederlander het hoofd van de plaatselijke politie hiervan op de hoogte gebracht moet worden en dat na onderzoek een negatieve verklaring kan worden afgegeven.
Bij hertrouwen is het „soort met soort” principe minder belangrijk. Net als bij de eerste huwelijken is de hertrouwkans aanzienlijk gedaald. Nu hertrouwt nog maar 60% van de gescheiden mannen tegen 85% in 1950. Dit betekent niet dat verweduwden en gescheidenen geen relaties hebben. In veel gevallen woont men ongehuwd samen of heeft men een LAT-relatie.
De huwelijks- en relatiebureaus verlenen tegen betaling hulp bij het zoeken naar een partner. Gespecialiseerde bureaus verlenen ook diensten voor homoseksuele paarvorming. Betrouwbare bureaus leggen geschillen voor aan een onafhankelijke commissie. Mannen met een heel lage opleiding blijken de meeste problemen te hebben bij het vinden van een partner. Zie over partnerkeuze:
- W. Uunk, Who marries whom? the role of social orgin, education and high culture in mate selection of industrial countries during the twentieth century, Nijmegen, 1996
- C. de Hoog, Partnerselectie bij huwelijkssluiting in Nederland, Wageningen, 1982.