Perszuivering

De Nederlandse regering in Londen was van mening, dat het gedrag van individuele journalisten en de inhoud van de bladen in de jaren 1940-1945 van invloed moest zijn op het antwoord op de vraag of deze journalisten na de bevrijding hun werkzaamheden mochten voortzetten en of de bladen die tijdens de oorlog waren blijven verschijnen ook na de bevrijding mochten blijven uitkomen.

Zie:

  • L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, ’s-Gravenhage, 1969-1991 ,dee1 9, pp. 1225-1230
  • Wijzigingen in de persverhoudingen, gedeelte uit (Londense) Rapporten Studiegroep voor Reconstructieproblemen, tiende reeks, pp. 65-88, Londen, 1944.

Op 8 september 1944 kondigde de Londense regering het Tijdelijk Persbesluit af (Stb. E69, 1944). Het besluit hield in, dat zonder toestemming van een Perscommissie geen enkele krant en geen enkel tijdschrift in bevrijd gebied mocht verschijnen. Een uitzondering op deze regel gold voor alle bladen die vóór l januari 1943 hun verschijning hadden gestaakt of die (een voortzetting van) illegale bladen waren.

Zie voor een lijst van dagbladen die op 1 april 1943 nog verschenen: M. Schneider en J.M.H.J. Hemels, De Nederlandse krant 1618-1978. Van „nieuwstydinghe” tot dagblad, Baarn, 1979, pp. 487-488.

Het Militair Gezag voerde het besluit uit. Onder sectie 1 (Binnenlands Bestuur) viel een subsectie Perszuivering en Papiervoorziening. Het Militair Gezag nam slechts voorlopige beslissingen, de nog in te stellen Perscommissie diende alle zaken opnieuw te beoordelen. Na de algehele bevrijding van Nederland nam op 1 augustus 1945 het Ministerie van Binnenlandse Zaken de bevoegdheden van het Militair Gezag over voor zover het de perszuivering betrof. Alle andere bevoegdheden met betrekking tot de pers gingen over op het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Op 18 september 1945 werd een nieuw Tijdelijk Besluit afgekondigd (Stb. F177, 1945). Voor wat de zuivering betrof lag hierin het accent op personen: het al dan niet „fout” zijn van een blad als zodanig speelde geen rol meer. De zuivering werd uitgevoerd door de onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken ressorterende Commissie voor de Perszuivering. Daarnaast moest een Persraad het idee van een zekere ordening van de pers bestuderen, waarbij de wenselijkheid van het terugdringen van het winststreven in de pers op de achtergrond meespeelde.

Op 25 oktober 1945 werd de Persraad geïnstalleerd. Zij had tevens een taak op het gebied van de zuivering: zij diende de regering te adviseren over de herverschijning van bladen, het opleggen van verschijningsverboden, het beschikbaar stellen van outillage en de eventuele benoeming van bewindvoerders. De bijzondere rechtspleging in het kader van de perszuivering bleef voorbehouden aan de Commissie voor de Perszuivering.De Noodvoorziening Perswezen van 17 april 1947 maakte beroep tegen beslissingen van de Commissie mogelijk op de Raad van Beroep voor de Perszuivering. Tevens werd bepaald dat voor het uitgeven van bladen geen vergunning meer nodig was. De commissie kreeg de bevoegdheid, „besmette” krantennamen te verbieden. In 1948 verbood de Commissie de verschijning voor de duur van 30 jaar van een blad onder de naam „De Telegraaf” (waarvan de persen overigens al sinds 5 mei 1945 stil waren gelegd; op deze persen werden Het Parool en Trouw gedrukt). Hetzelfde werd bepaald voor de „Courant Het Nieuws van den Dag” voor de duur van 20 jaar. In 1949 vernietigde de Raad van Beroep evenwel deze uitspraken. Beide kranten verschenen voor het eerst weer op 12 september 1949.

De zuivering duurde tot 1950. In 1951 verving de Wet Voorziening Perswezen (Stb. 130, 1951) de Noodvoorziening Perswezen; bepalingen die betrekking hadden op de zuiveringsproblematiek kwamen hier niet meer in voor. De wet regelde definitief samenstelling en bevoegdheden van de Persraad.

Zie voor een overzicht van onder andere de geschiedenis van de Persraad, de verrichtte werkzaamheden en de uitgebrachte adviezen: E. Diemer en L.H.A. Lichtenberg, Vier decennia adviseren over persbeleid. De Persraad 1945-1987, Amsterdam, 1987.

Onderstaande tabel bevat de namen van de voorzitters van de Persraad.

Voorzitters van de Persraad.

Naam

Periode

dr. C. Beekenkamp

1945-1947

M. A. Reinalda

1947-1959

mr. A. J. P. Tammes

1959-1969

drs. J. Meijer (wnd. voorz.)

1969

drs. H. A. Korthals

1969-1976

mr. A. Stempels (wnd. voorz.)

1976-1977

mr. A. Stempels

1977-1987

dr. E. Diemer (wnd. voorz.)

1987

De Wet Voorziening Perswezen werd in 1987 vervangen door de Mediawet. De Persraad werd samengevoegd met de Omroepraad onder de benaming Mediaraad, zie Hoofdstuk Omroep: radio en televisie.

Zie over de perszuivering:

  • J. Driever en J. Brauer, Perszuivering. De Nederlandse pers 1944-1951, Weesp, 1984
  • H. van den Heuvel, De vrijheid van de pers. De overheid en het commerciële karakter van de pers 1944-1949, Baarn, 1981
  • K. Groen, Landverraders, wat deden we met ze? Een dokumentaire over de bestraffing en berechting van NSB-ers en collaborateurs en de zuivering van pers, radio, kunst, bedrijfsleven na de Tweede Wereldoorlog, Baarn, 1974
  • W.J.E. van de Water, Inventaris van het archief van de Raad van Beroep voor de Perszuivering, 1947-1951, ’s-Gravenhage, 1970.
Scroll naar boven