Plaats

Internationalisering en juridisering hebben er in combinatie toe geleid dat zich in de naoorlogse periode een proces van rechterlijke reikwijdtevergroting heeft voltrokken. Helemaal exact valt dit begrip moeilijk te definiëren. Misschien kan voor de omschrijving ervan nog het beste aansluiting worden gezocht bij het boek Comparative Government. An Introduction van de politicoloog J. Blondel. Volgens hoofdstuk 22 van dit boek, getiteld „Rule-Adjudication and the Role of Judges in Government”, rijzen er met betrekking tot de plaats van rechters in een politiek stelsel in de kern van de zaak drie vragen: hoe onafhankelijk zijn de rechters formeel en in de praktijk (hun „independence”), hoever strekt hun jurisdictie zich uit (de „scope” van de geschillenbeslechting) en over welke mogelijkheden tot constitutionele en andere toetsing van regels beschikken rechters (de „depth” van de geschillenbeslechting)? (2e druk, New York, 1990, pp. 323-339). Aldus bezien, zou rechterlijke reikwijdtevergroting kunnen worden omschreven als een verruiming van de jurisdictie en/of de mogelijkheden tot constitutionele en andere toetsing van de rechter. Een dergelijk proces kan op termijn zeer wel ten koste gaan van de onafhankelijkheid en daarmee het gezag van de rechter. De Zweedse politicoloog T. Vallinder spreekt in dit verband van het internationale – tot op zekere hoogte zelfs wereldwijde – fenomeen van een juridisering van de politiek, door hem omschreven als „either (1) the expansion of the province of the courts or the judges at the expense of the politicians and/or the administrators, that is, the transfer of decision-making rights from the legislature, the cabinet, or the civil service to the courts or, at least, (2) the spread of judicial decision-making methods outside the judicial province proper” (When the Courts Go Marching in, in: C.N. Tate, en T. Vallinder (red.), The Global Expansion of Judicial Power, New York/Londen, 1995, pp. 13-26, aldaar p. 13).

De term „rechterlijke reikwijdtevergroting” wordt onder andere gehanteerd in: J.Th.J. van den Berg, De rechter als Derde Macht, in: M.G. Rood (red.), Rechters en politiek. Nationale en internationale beschouwingen, Zwolle, 1993, pp. 25-40.

Zie voorts: H.-M.Th.D. ten Napel, De veramerikanisering van de Nederlandse rechter, in: L.M. de Groot-van Leeuwen e.a. (red.), Het gezag van de rechter, Amsterdam, 1994, pp. 33-57.

Door deze reikwijdtevergroting van de rechterlijke macht is de verhouding tussen rechter en wetgever gewijzigd. A.F.M. Brenninkmeijer gebruikt in zijn dissertatie in dit verband de term „concurrente besluitvorming”: „Het democratische bestuur voert politiek, maar kan op zijn weg het politiek relevante rechtsoordeel van de rechter ontmoeten. Het democratische bestuur en de rechter functioneren elk vanuit de eigen bijzondere plaats in de rechtsorde. Geen van beide heeft de uiteindelijke macht. Het fenomeen van de concurrente besluitvorming houdt een verdeling van de macht tussen het democratische bestuur en de rechter in” (p. 149). De kamerbreed samengestelde bijzondere commissie vraagpunten (commissie-Deetman) constateerde een aantal jaren geleden een „verstoring” van de trias politica, toen zij schreef: „Waar de burger onvoldoende vertrouwen heeft in de kwaliteit van wetgeving en bestuur, hebben de organen van rechtspleging – huns ondanks – mede tot taak gekregen het vertrouwen van de burger in de democratische rechtsstaat te handhaven. Het is de vraag of deze ontwikkeling zich verdraagt met de uitgangspunten van onze staatsinrichting” (Bijlage 21 427, Handelingen Tweede Kamer, 1990-1991, Rapport bijzondere commissie vraagpunten, nr. 3, p. 6). Er heeft derhalve een ommekeer plaatsgevonden ten opzichte van de hierboven beschreven situatie in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw, waarin de wetgever de rechtsvormer was en de rechter optrad als wetstoepasser. Thans is rechtsvorming veeleer een gedeelde verantwoordelijkheid van wetgever en rechter. Daarbij wordt de in artikel 12 Wet Algemene Bepalingen neergelegde grens tussen rechtspraak en wetgeving regelmatig overschreden.

Tekenend in dit verband is dat men in de jaren zeventig in het geval van het grotendeels of zelfs geheel ontbreken van wetgeving over bepaalde onderwerpen (zoals het stakingsrecht) of het verouderd zijn daarvan (euthanasie) nog sprak over de rechter die noodgedwongen optrad als „wetgever-plaatsvervanger” (deze term is voor het eerst gebruikt door M.J.P. Verburgh in zijn stellingen voor het G.J. Wiarda-symposium, in: Nederlands Juristenblad, 52 (1977), p. 508). Tegenwoordig wordt het reeds min of meer normaal gevonden, en zelfs toegejuicht, dat de wetgever in controversiële kwesties een afwachtende houding aanneemt en de rechterlijke macht de nodige voorbereidende werkzaamheden laat verrichten. De rechter treedt dan bij wijze van spreken op als „wetgever-verkenner” (M.G. Rood, Rechters en politiek, in: Idem (red.), Rechters en politiek. Nationale en internationale beschouwingen, Zwolle, 1993, pp. 1-8, aldaar pp. 5-6).

Zie over de veranderende verhouding tussen rechter en wetgever:

  • J.Th.J. van den Berg, Met welk recht? Grensschermutselingen tussen wetgevende en rechterlijke macht in Nederland, in: Trema, (1996), pp. 50-54
  • De rol van de rechter en de wetgever bij de rechtsontwikkeling in België en Nederland. Ter gelegenheid van 25 jaar samenwerking van de juridische faculteiten van Gent en Leiden, 1995
  • H.G. Schermers, Th.L. Bellekom, en P.T.C. van Kampen (red.), De rol van de rechter in de moderne westerse samenleving, Leiden, 1993
  • P.B. Cliteur, en M.R. Rutgers (red.), De trias onder spanning, Groningen, 1990
  • P. van Dijk (red.), De relatie tussen wetgever en rechter in een tijd van rechterlijk activisme, Amsterdam, 1989
  • Themanummer „Verschuivingen in de verhouding tussen rechterlijke en wetgevende macht”, Beleidsanalyse, 17 (1988), nr. 4
  • De rechter als dictator? Dynamiek in de trias. Verschuivingen in de verhouding regelgeving, bestuur en rechtspraak. Opstellen voor het RAIO-congres op 18 en 19 maart 1987 te Veldhoven, Lochem, 1987
  • A.F.M. Brenninkmeijer, De toegang tot de rechter. Een onderzoek naar de betekenis van onafhankelijke rechtspraak in een democratische rechtsstaat, Zwolle, 1987
  • J.M. Polak, en M.V. Polak, Faux Pas ou Pas de Deux? Recent Developments in the Relationship between the Legislature and the Judiciary in the Netherlands, in: Netherlands’ International Law Review, 33 (1986), pp. 371-411.

Door dit alles is de grens tussen recht en politiek, die altijd al moeilijk aan te geven viel, verder vervaagd.

Zie:

  • M.G. Rood (red.), Rechters en politiek. Nationale en internationale beschouwingen, Zwolle, 1993
  • M.J. Cohen, A.P.M. Coomans, en C. Flinterman, Rechter en politiek, in: R.B. Andeweg, A. Hoogerwerf, en J.J.A. Thomassen (red.), Politiek in Nederland, vierde herziene druk, Alphen aan den Rijn, 1993, pp. 299-317
  • Themanummer „Rechter en politiek”, Ars Aequi, 41 (1992), no. 11
  • W.J. Witteveen, De rechter als democratisch politiek orgaan, in: M. Krop e.a. (red.), Het elfde jaarboek voor het democratisch socialisme, Amsterdam, 1990, pp. 95-124
  • W.J. Witteveen, De retoriek in het recht. Over retorica en interpretatie, staatsrecht en democratie, Zwolle, 1988, deel II
  • A.M. Donner, Die politische Funktion des Richters, in: Archiv des öffentlichen Rechts, 106 (1981), pp. 1-14
  • Rechter en politiek. Vijftien bijdragen ter gelegenheid van het zesde lustrum van de Vereniging De Jonge Balie te Utrecht, Alphen aan den Rijn, 1978.

Journalistiek van opzet is: B. Moolenaar, Rechters. De opkomst van de zwarte macht, Bloemendaal, 1990.

Voor een reactie vanuit de rechterlijke macht, zie: S. Royer, De professionele habitus van de rechter, in: Nederlands Juristenblad, 71 (1996), pp. 1574-157.

Scroll naar boven