Het stemgedrag van de Nederlandse kiezers kan voor een deel nog immer beschreven en geïnterpreteerd worden aan de hand van informatie met betrekking tot de religieuze gezindte, de frequentie van het kerkbezoek van de gelovige kiezers en de sociale klasse waartoe men behoort. Het is echter onmiskenbaar zo, dat sinds het midden van de jaren zestig de verzuiling is afgenomen; de gegevens van Lijpharts verzuilingsmodel wijzen ook in deze richting. Met en door de ontzuiling is het (gecombineerde) belang van de religieuze en sociaal-economische scheidslijn van minder en zijn andere factoren van meer belang geworden voor een goed begrip van de partijkeuze der Nederlandse kiezer.
In kiezersonderzoek is getracht rekening te houden met de veranderende maatschappelijke en politieke realiteit. Dit is onder meer gebeurd, door in het onderzoek vragen op te nemen naar een aantal politieke strijdpunten. Waar de banden der verzuiling losser worden, ontstaat meer ruimte voor politiek-inhoudelijke beoordeling en daarop gebaseerd gedrag, onder meer bij het uitbrengen van de stem bij verkiezingen voor de Tweede Kamer.
Vanaf het Nationaal kiezersonderzoek van 1977 zijn in elk onderzoek vergelijkbare vragen opgenomen naar politieke strijdpunten; in de periode tot 1977 zijn vele verschillende vraagformuleringen gebruikt. Voor een aantal politieke vraagstukken bestaan slechts gegevens voor een of enkele jaren. Voor een aantal politieke strijdpunten bestaan echter gegevens over een langere periode. In de regel gaat het om gelijkluidende vragen naar het standpunt van de ondervraagde over een bepaald politiek strijdpunt en naar (de perceptie van) het standpunt van de grootste politieke partijen met betrekking tot dit stjjdpunt. Het gaat in deze gevallen om het strijdpunt van de abortus en later euthanasie, over de inkomensverdeling en over kernenergie.
In het onderstaande zullen de meningen en houdingen van de kiezers worden gepresenteerd en zal tevens worden aangegeven welke relatie bestaat met betrekking tot de partijkeuze. Evenals in de vorige paragraaf dient men zich te realiseren, dat het hierbij niet gaat om een verklaring van het stemgedrag, maar om de beschrijving van een aantal enkelvoudige relaties. Voor een werkelijke verklaring van het stemgedrag dienen zowel andersoortige als meerdere factoren in de beschouwing te worden betrokken.