Het opvoedingsklimaat in sommige gezinnen is niet optimaal, bijvoorbeeld door ziekte van de ouders of door problemen op hun werk of door moeilijkheden met de opvoeding van pubers. Ouders kunnen zich dan richten tot de gemeente of tot een zorginstelling voor het verkrijgen van hulp. Ouders kunnen dan opvoedingssteun krijgen om hun ouderschap beter te vervullen. Informatie over opvoeding is veelal afdoende. Daarnaast kunnen zeer ernstige problemen in gezinnen optreden. Kinderen kunnen in gezinnen het slachtoffer worden van verwaarlozing, mishandeling of incest. Het jeugdbeleid is er op gericht om deze risico’s via preventieve maatregelen te voorkomen of via curatieve maatregelen te verzachten. Bij ernstige problemen adviseert de Raad van de Kinderbescherming de rechter over de te nemen maatregelen, zoals het uit huis plaatsen en het ontzeggen van de ouderlijke macht. Regionale instellingen spelen een belangrijke rol bij het signaleren en het bepalen van maatregelen voor de jeugdzorg. Hulpverlenende instellingen variëren van de kindertelefoon tot instituten (RIAGGS) die psychiatrische en psychologische hulp bieden. Zie over problemen rond gezin en opvoeding:
- P. Dykstra, De lange-termijn gevolgen van een ongelukkige jeugd. in: J. R. M. Gerris (red.), Opvoeding en gezinsondersteuning, Amsterdam/Lisse, 1998, pp. 38-58
- C. P. G. Tilanus, Jeugdbeleid, Utrecht, 1997.
Naast de opvoedingssituatie speelt ook armoede een rol bij het ontstaan van problematische situaties in gezinnen. Dit betreft niet alleen bijstandsmoeders, maar ook gezinnen die langdurig van een uitkering moeten leven. Gezinnen met problematische schulden kunnen hulp van de gemeente krijgen om hun schulden te saneren. Zie voor literatuur: R. C. Goossens, E. L. de Vos, C. de Hoog en J. A. C. van Ophem, De huishouding van minima, Wageningen, 1990.