Artikel 132 van de Grondwet vormt de basis voor de Provinciewet. De Provinciewet is verdeeld in vier titels:
- Inleidende bepalingen
- Inrichting en samenstelling van provinciaal bestuur
- Bevoegdheid van het provinciaal bestuur
- Overgangs- en slotbepalingen.
Onder titel 11 zijn regels opgenomen betreffende de traditionele trias van het algemeen bestuur (Provinciale Staten, hoofdstuk 11), het dagelijks bestuur (Gedeputeerde Staten, hoofdstuk III), de voorzitter (commissaris van de Koningin, hoofdstuk 1V), de commissies (hoofdstuk V), en griffier en ambtenaren (hoofdstuk VI).
In titel III worden vervolgens geregeld: de provinciale autonomie (hoofdstuk VIII) en medebewind (hoofdstuk IX), de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten (hoofdstuk XI, en het toezicht op waterschappen en gemeenten (Hoofdstuk X, XII). De hoofdstukken XII tot en met XVI betreffen de provinciale financiën. Hoofdstuk XVII behandelt het toezicht van het rijk.
Ofschoon de laatste wijziging van de Provinciewet dateert van 1 oktober 1986 is op 15 januari 1987 reeds een voorstel tot complete wijziging van de Provinciewet ingediend. Gegeven de meest recente ontwikkelingen (BoN I, II en III) moet dat voorstel alweer als achterhaald worden beschouwd.