Rechterlijke toetsing

In het Nederlandse recht heeft de rechter niet de bevoegdheid rechtstreeks de wetten te toetsen. Wel heeft de rechter de bevoegdheid op indirecte wijze een wet te toetsen. Zo is het voorgekomen dat een weduwnaar tegen een beslissing om een uitkering in het kader van de Algemene Weduwen en Wezenwet te weigeren in beroep ging bij de administratieve rechter en in dit kader stelde dat de wet waarop de afwijzing is gegrond strijdig is met internationale regels. De betrokkene stelde dat er sprake was van ongelijke behandeling van mannen en vrouwen. Immers, weduwen kwamen wel en weduwnaars kwamen niet in aanmerking voor een uitkering. De administratieve rechter toetste de wet aan internationale regels en kwam tot de conclusie dat er inderdaad sprake was van ongelijke behandeling. Inmiddels is de betreffende wet vervangen door de Algemene Nabestaandenwet. Ook in het kader van een strafvervolging kan de rechter gevraagd worden de verbindendheid van wetten te toetsen.

De rechter zal een wet toetsen aan hogere wetgeving. Zo kan een ministeriële regeling worden getoetst aan (direct werkende bepalingen uit) het internationale recht, de Grondwet, wetten in formele zin en algemene maatregelen van bestuur. Tevens kan worden getoetst aan ongeschreven rechtsbeginselen. Op deze regel bestaan twee belangrijke uitzonderingen. De wet in formele zin mag door de rechter niet worden getoetst aan de Grondwet. De wet in formele zin mag eveneens niet worden getoetst aan ongeschreven rechtsbeginselen. De wet in formele zin mag dus enkel worden getoetst aan (direct werkende bepalingen) uit het internationale recht (waaronder verdragen).

Literatuur:

  • A.J. Bok, Rechterlijke toetsing van regelgeving, Deventer, 1991
  • R.M. van Male, Rechter en bestuurswetgeving, Zwolle, 1988.
Scroll naar boven