Nadat de Nederlandse landstrijdkrachten op 14 mei 1940 hadden gecapituleerd besloot de Nederlandse regering vanuit Londen de strijd tegen Duitsland voort te zetten, spoedig als bondgenoot van Engeland en de andere geallieerden. De minister van Buitenlandse Zaken, Van Kleffens, die werd bijgestaan door slechts een kleine staf, zag zich meteen geplaatst voor het probleem dat een vrij aanzienlijk aantal der Nederlandse gezanten niet van defaitistische smetten vrij bleek te zijn. Naast het aan de kaak stellen van de brute Duitse overval en de rechtvaardiging van de Nederlandse neutraliteitspolitiek tegenover Duitse insinuaties over een heimelijk samenspannen van Nederland met Duitslands tegenstanders, gold diens eerste prioriteit dan ook het opvijzelen van het moreel in het Nederlandse diplomatiek corps. Temidden van talrijke andere regeringen in ballingschap die in de Britse hoofdstad verbleven eiste Nederland van de Engelse regering een bijzondere positie op. Had Nederland zijn oorlogsvloot niet ter beschikking van de geallieerden gesteld en was het niet nog in het bezit van een groot koloniaal rijk, dat belangrijke grondstoffen leverde? Deze argumenten maakten op de Engelse regering niet zoveel indruk. In elk geval werd de Nederlandse regering door haar niet of nauwelijks bij de besluitvorming betrokken over essentiële zaken de oorlogsvoering betreffende. Mede uit gevoel van teleurstelling over deze bejegening is in de boezem van de Nederlandse regering nog overwogen de regeringszetel naar Batavia te verplaatsen.
Regering in ballingschap
Laatst bijgewerkt 1 augustus 1993