Als eerder gezegd heeft in het verleden de religieuze herkomst een belangrijk onderwerp gevormd in de discussie over de samenstelling van het ambtelijk apparaat. Met name Rooms-Katholieken maakten zich ongerust over hun aandeel binnen het rijksapparaat. Uit de onderstaande tabel blijkt dat in 1951 althans dat zeker het geval te zijn geweest. De laatst bekende gegevens uit 1988 laten nog steeds een achterstand zien. Waar in 1951 het aantal hervormden nog oververtegenwoordigd waren is dat is dat anno 1988 (in lichte mate) omgekeerd het geval. Met name uit de cijfers voor 1988, de meest recente cijfers beschikbaar, ziet men de invloed van de ontkerkelijking. Nog hoger dan onder de bevolking is het aantal ambtenaren zonder kerkelijke binding. Een verklaring is dat rijksambtenaren met name gerekruteerd worden uit personen afkomstig uit het relatief sterk geseculariseerde Westen van het land. Voorts heeft de secularisatie met name plaatsgevonden onder hoger opgeleiden.
Tabel 7. Religieuze herkomst van bevolking en rijksambtenaren anno 1988 (%)
Rooms Katholiek |
Hervormd |
Gereformeerd |
Anders |
Geen |
Totaal |
|
Bevolking |
38.4 |
31.0 |
9.7 |
3.7 |
17.1 |
100 |
(1947) |
||||||
Ambtenaren |
26.0 |
38.0 |
9.0 |
7.0 |
20.0 |
100 |
(1951) |
||||||
Bevolking |
36.0 |
18.7 |
8.0 |
5.6 |
32.1 |
100 |
(1987) |
||||||
Ambtenaren |
27.8 |
15.9 |
7.8 |
4.0 |
44.6 |
100 |
(1988) |
||||||
Rijksoverheid |
27.7 |
16.7 |
8.7 |
3.4 |
43.5 |
100 |
(1988) |
Bron: F.M. van der Meer en L.J. Roborgh, Ambtenaren in Nederland. Om-vang, bureaucratisering en representativiteit van het ambtelijk appa-raat, Alphen a/d Rijn, 1993.