De verzuiling van de Nederlandse samenleving in het algemeen en het politieke bestel in het bijzonder rustte op twee zaken: de religieuze gezindte en de sociaal-economische positie van de burger. Van deze twee achtergrondkenmerken was de religieuze gezindte van het grootste belang. Allereerst zorgde religie voor een scheidslijn tussen mensen die wel en mensen die niet tot een bepaald kerkgenootschap behoorden.
Binnen de groep die zich tot een bepaalde religieuze gezindte rekenen, kunnen drie hoofdgroepen worden onderscheiden, te weten katholieken, Nederlands hervormden en gereformeerden.
Deze drie groepen bestaan op hun beurt uit een groot aantal deelgroepen, maar om praktische redenen is het bij de beschouwing van de relatie tussen religieuze gezindte en stemgedrag niet altijd mogelijk verdere verfijningen in de analyse en presentatie van de gegevens aan te brengen. Waar mogelijk zal deze nuancering uiteraard worden aangebracht, doch primair zullen de gegevens betrekking hebben op de partijkeuze van de drie hoofdgroepen burgers met een bepaalde religieuze gezindte, plus de groep burgers die zich niet tot een gezindte of kerkgenootschap rekenen.