De afgelopen eeuw is de gemiddelde levensduur sterk toegenomen. Dit betekent een wijziging in de levensloop van gezinnen, want het aantal eenoudergezinnen met een weduwe of weduwnaar als hoofd is sterk teruggelopen. Verweduwing vindt nu plaats bij echtparen waar de kinderen het ouderlijk huis hebben verlaten en uiteraard ook bij alleenstaanden en andere huishoudens.
Het terugdringen van infectieziekte (de griepprik) en in het algemeen de betere leef- en werkomstandigheden zijn hierbij van betekenis. Hart- en vaatziekten zijn al enige tijd de belangrijkste doodsoorzaken. Door preventie en door vooruitgang in de behandeling van deze ziekten is het aantal ziektegevallen teruggelopen en zijn de overlevingskansen verbeterd. Als de huidige ontwikkelingen zich doorzetten, zal in de eenentwingtigste eeuw kanker de belangrijkste doodsoorzaak worden.
Opvallend is dat de dood ook volgens de statistieken van het CBS ongelijkheid kent. Mannen leven korter dan vrouwen en gehuwden leven langer dan ongehuwden. Ongehuwd samenwonenden hebben een iets lagere leeftijdsverwachting dan gehuwd samenwonenden. Wie alleen basisonderwijs heeft gevolgd loopt 20% meer kans om vroeg te overlijden dan gemiddeld. Een academicus heeft 25% minder kans op een vroegtijdige dood. Verwacht wordt dat de levensduur zal toenemen door een daling van de hart- en vaatziekten. Zie over sterfte: J. Garssen en W. van Hoorn, Ten slotte: de dood, omgangsvormen rond seks en de dood, in: INDEX CBS, special bevolking, 1999, pp. 10-11.
Een algemene beschouwing over de levensfasen is te vinden bij: C. Wouters, Van minnen en sterven, informalisering van omgangsvormen rond seks en dood, Amsterdam, 1990.