Het pbo-bestel bestaat uit (hoofd)bedrijfschappen en (hoofd)productschappen. Productschappen worden ingesteld om zorg te dragen voor de belangen van ondernemers en werknemers, die tot één bepaalde productiekolom behoren. Zo zijn in de productschappen de primaire producent, de groot- en tussenhandel en de detailhandel vertegenwoordigd. Een voorbeeld van een productschap is het Hoofdproductschap voor Akkerbouwproducten. Voor ondernemingen die in het bedrijfsleven een gelijke of verwante functie vervullen kunnen (hoofd)bedrijfschappen worden opgericht. Eén bepaald segment uit de productieketen wordt bestreken. Als voorbeeld kan het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel dienen.
De instelling en opheffing van die bedrijfslichamen vindt plaats door middel van een verordening van de SER. Vóór de wetswijziging van 1992 werd een (hoofd)productschap bij wet en een (hoofd)bedrijfschap bij algemene maatregel van bestuur of bij wet ingesteld. De SER kan niet tot de oprichting van een bedrijfslichaam besluiten voordat de private (werkgevers- en werknemers-) organisaties zijn gehoord. Voldoende representatieve vertegenwoordigers van werknemers en ondernemers moeten het met de oprichting eens zijn. In de dagelijkse praktijk gaat het om een initiatief van de belanghebbende organisaties. Hetzelfde geldt voor de opheffing van een bedrijfslichaam. Zo hebben de FNV- en de CNV-bonden verzocht om de opheffing van het Landbouwschap. Bij de beoordeling van de representativiteit van de betrokken organisaties maakt de SER gebruik van interne beleidsregels. Deze regels zijn in de jaren vijftig opgesteld. De SER hanteert als norm dat pas tot de instelling van een bedrijfslichaam overgegaan mag worden indien de gezamenlijke ondernemersorganisaties meer dan 50% van de ondernemers en de werknemersorganisaties meer dan 20% van de werkzame werknemers in de sector vertegenwoordigen.
Zoals uit de lijst van productschappen blijkt zijn de huidige productschappen vooral ingesteld in de plantaardige en dierlijke productieketens.
(Hoofd)productschappen per 1 januari 1997:
-
–Hoofdproductschap voor Akkerbouwproducten;
-
–Productschap voor Aardappelen;
-
–Productschap voor Wijn;
-
–Productschap voor Granen, Zaden en Peulvruchten;
-
–Productschap voor Veevoeder;
-
–Productschap voor Bier;
-
–Productschap voor Gedistilleerde Dranken;
-
–Productschap Tuinbouw;
-
–Productschap Margarine, Vetten en Oliën;
-
–Productschap voor Pluimvee en Eieren;
-
–Productschap Vee en Vlees;
-
–Productschap Vis;
-
–Productschap voor Zuivel.
Sommige productschappen zijn onderling verbonden en kennen nauwe organisatorische samenwerkingsverbanden. Zo ressorteren onder het Hoofdproductschap voor Akkerbouwproducten vier productschappen, te weten het Productschap voor Aardappelen, het Productschap voor Wijn, het Productschap voor Granen, Zaden en Peulvruchten en het Productschap voor Veevoeder. Deze vijf productschappen hebben een gemeenschappelijke vestiging en voorzitter. Het Hoofdproductschap voor Akkerbouwproducten draagt tevens de zorg voor die (akkerbouw)ondernemingen die niet onder één van de eerder genoemde vier productschappen vallen. Te denken valt aan bedrijven in de koffie-, thee-, cacao- en vlasbranches. Het Productschap voor Aardappelen zal worden opgeheven en waarschijnlijk in afgeslankte vorm doorgaan als Commissie voor Aardappelen van het Hoofdproductschap voor Akkerbouwproducten. Op 1 december 1994 waren er 239 personen werkzaam bij de gezamenlijke akkerbouwproductschappen. Van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ontvangen de akkerbouwproductschappen jaarlijks een vergoeding van ongeveer 20 miljoen gulden voor de taken die deze bedrijfslichamen in medebewind uitvoeren. In belangrijke mate gaat het hier om uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie. Jaarlijks ontvangen de akkerbouwproductschappen ongeveer 8 miljoen gulden uit algemene heffingen.
Ook de Productschappen Vee en Vlees (PVV) en het Productschap voor Pluimvee en Eieren (PPE) hebben een gemeenschappelijke voorzitter en secretariaat. Gesproken wordt van de productschappen Vee, Vlees en Eieren (PVE). Het Productschap voor Zuivel is ook betrokken geweest bij besprekingen over de samenvoeging met het Productschappen Vee en Vlees en het Productschap voor Pluimvee en Eieren. Het uiteindelijke doel was de oprichting van een productschap voor dierlijke producten. Het bestuur van het Productschap voor Zuivel heeft uiteindelijk de voorstellen afgewezen. De productschappen Vee, Vlees en Eieren ontvangen jaarlijks ongeveer 9 miljoen gulden voor taken in medebewind van de rijksoverheid.
De samenwerking tussen het Productschap voor Groenten en Fruit en het Productschap voor Siergewassen heeft in 1997 geresulteerd in een fusie van beide productschappen tot het Productschap Tuinbouw. De personeelsomvang van dit nieuwe tuinbouwproductschap bedraagt (omgerekend in arbeidsjaren) 140 personen.
Los van de organisatorische samenwerking tussen afzonderlijke productschappen bestaat er een overleg: het zogeheten voorzittersoverleg. Dit voorzittersoverleg fungeert als een informeel overlegplatform van de diverse productschappen.
De onderstaande opsomming maakt duidelijk, dat bedrijfschappen niet alleen werkzaam zijn in de agrarische sector en de verwerking en verhandeling van agrarische producten, maar tevens in het bredere midden- en kleinbedrijf.
Hoofdbedrijfschappen per 1 januari 1997
- Hoofdbedrijfschap Ambachten
- Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel
- Bedrijfschap voor de Detailhandel in Aardappelen, Groenten en Fruit
- Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen
- Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken
- Bedrijfschap voor het Bakkersbedrijf
- Bedrijfschap voor het Banketbakkersbedrijf
- Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijproducten
- Bosschap (Bedrijfschap voor de Bosbouw en de Houtteelt)
- Bedrijfschap voor de Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie
- Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Groenten en Fruit
- Bedrijfschap voor Frisdranken en Waters
- Bedrijfschap Horeca
- Landbouwschap
- Bedrijfschap voor de Lederindustrie
- Bedrijfschap voor de Lederwaren- en Schoenindustrie
- Bedrijfschap voor het Natuursteenbedrijf
- Bedrijfschap Pluimveehandel en -industrie
- Bedrijfschap voor het Schilders- en Afwerkingsbedrijf
- Bedrijfschap voor het Slagersbedrijf
- Bedrijfschap voor het Stukadoors-, het Terrazzo- en het Steengaasstellersbedrijf
- Bedrijfschap voor de Handel in Tuinbouwzade
- Bedrijfschap voor de Handel in Vee
- Bedrijfschap voor de Vleeswarenindustrie.
Aan de lijst kan de Raad voor het Midden- en Kleinbedrijf (RMK) worden toegevoegd. De RMK is een samenwerkingsverband tussen de hoofdbedrijfschappen Ambacht en Detailhandel. De bedrijfschappen beschikken evenals de productschappen over een overlegplatform: het zogeheten bedrijfschappencontact. In dit bedrijfschappencontact kunnen waar nodig gemeenschappelijke initiatieven kunnen worden afgesproken. Aan dit bedrijfschappencontact nemen (de) secretarissen van de bedrijfschappen deel.
Bedrijfslichamen zijn onderling verschillend voor wat betreft de personeels- en financiële omvang. Het merendeel van de ongeveer 1400 werknemers van de bedrijfslichamen is werkzaam bij de productschappen en het Landbouwschap. De begrotingen van de (meeste) productschappen en het Landbouwschap zijn aanmerkelijk omvangrijker dan die van de andere bedrijfslichamen. De 14 productschappen hebben ongeveer 850 mensen in dienst. De uitgaven bedroegen in 1994 ongeveer 400 miljoen gulden waarvan 50 miljoen vergoed wordt door de rijksoverheid voor medebewindstaken. Bij de bedrijfschappen waren in 1995 ongeveer 550 mensen in dienst. De helft was werkzaam bij het Landbouwschap. De uitgaven van het Landbouwschap bedroegen in 1994 ongeveer 200 miljoen gulden. Het Landbouwschap is evenwel een aflopende zaak. De organisatie wordt geleidelijk „afgebouwd”. De taken worden overgedragen aan de productschappen en stichtingen. Laat men de uitgaven van het Landbouwschap buiten beschouwing, dan spenderen de overige bedrijfschappen gezamenlijk 100 miljoen gulden. Negen bedrijfslichamen hebben een begroting van minder dan een half miljoen gulden.