De centrale bepaling betreffende het takenpakket van de bedrijfslichamen is terug te vinden in artikel 71 van de Wet bo. In deze bepaling wordt gesteld dat:
„De bedrijfslichamen hebben tot taak een het belang van het Nederlandse volk dienende bedrijfsuitoefening door de ondernemingen, waarvoor zij zijn ingesteld, te bevorderen alsmede het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van daarbij betrokken personen te behartigen.” Op grond van dit artikel is volgens Douma en Van der Meer (1995) een tweeledige taakstelling te zien. Een bedrijfslichaam dient zowel het gemeenschappelijk belang van de eigen bedrijfssector of bedrijfstak als in het verlengde daarvan ook het algemeen belang na te streven. Een argumentatie is, dat wanneer het in de afzonderlijke bedrijfstakken in sociaal-economisch opzicht goed gaat, dit ook de Nederlandse economie in zijn geheel ten goede komt.
De type bevoegdheden en taken, die bedrijfslichamen op zich kunnen nemen zijn onder te verdelen in:
- de verordenende bevoegdheid
- de uitvoering van medebewindstaken
- advies aan regering en bedrijfsgenoten
- daden van vrij bestuur.
In de Wet bo is een opsomming gegeven van het type onderwerpen, waarover bedrijfslichamen verordeningen kunnen uitvaardigen. De feitelijke toekenning van bevoegdheden vindt plaats in de instellingswet van een bedrijfslichaam. Uit de limitatieve opsomming spreekt het gesloten karakter van de huishouding van de bedrijfslichamen. Uitdrukkelijk uitgesloten zijn autonome bevoegdheden om dwingende regels op te leggen over de vestiging, uitbreiding en stillegging van bedrijven. Evenmin mag een verordening een gezonde mededinging belemmeren. Het eigen belang mag het algemeen belang niet in de weg staan.
Het functionele karakter van de bedrijfslichamen zorgt er voor dat er belangrijke verschillen zijn te vinden in het takenpakket van de diverse bedrijfslichamen. Dijkstra, Van der Meer en Van der Meer (1995b) noemen de volgende drie aandachtsgebieden:
- de stimulering van de omvang en de kwaliteit van de productie
- de verbetering van de sociaal-economische structuur en de werking van het betreffende deel van het bedrijfsleven
- de bestuurlijk intermediaire taken.
Zowel bedrijf- als productschappen zijn betrokken bij de bevordering van de omvang en de kwaliteit van de productie. Vanwege de verticale opbouw zijn productschappen het meest betrokken bij maatregelen op dit terrein. De structuur van een productschap maakt een integrale ketenbenadering mogelijk. De integrale ketenbenadering houdt in, dat het product van producent tot consument kan worden gevolgd. Dit is van belang om de kwaliteits- en gezondheidszorg gedurende het productieproces te kunnen bewaken. De collectieve promotie en -afzetbevordering is een andere belangrijke activiteit in dit cluster van taken. Het betreft zowel de bevordering van de binnenlandse afzet als de exportbevordering. Daarnaast hebben bedrijfslichamen een belangrijke taak bij het laten verrichten van sociaal-economisch brancheonderzoek en de opstelling en publicatie van statistisch materiaal.
De verbetering van de sociaal-economische structuur en het functioneren van het betreffende deel van het bedrijfsleven vormt de kern van het tweede taakgebied. Enkele initiatieven op dit werkterrein zijn de verbetering van het ondernemerschap, de bevordering van een moderne bedrijfsvoering, de verruiming van de arbeidsmarkt, de stimulering van de (her- of bij-) scholing van werknemers en de verbetering van de arbeidsomstandigheden. Tenslotte hebben sommige bedrijfschappen, waaronder het Hoofdbedrijfschap Detailhandel, een facilitaire functie ten behoeve van het CAO-overleg. In het verleden hebben bedrijfschappen zich meer met dit type taken beziggehouden dan de productschappen.
Ten slotte kunnen de bestuurlijk-intermediaire taken als derde type werkzaamheden worden genoemd. De bestuurlijk-intermediaire taken kunnen betrekking hebben op de opstelling en uitvoering van overheidsregelgeving in het kader van medebewind. Het gaat dan niet alleen om de taken ontvangen in medebewind van de rijksoverheid, maar tevens om medebewindstaken afkomstig van de Europese overheid. Gedacht moet dan worden aan de uitvoering van medebewindstaken in het kader van de Europese marktordening. In het bijzonder worden productschappen voor deze medebewindstaken ingeschakeld. De oorzaak is gelegen in de structuur van de beleids- en besluitvorming op Europees niveau. Een groot deel van de Europese regelgeving heeft betrekking op producten.