Normale en reguliere kamerverkiezingen vinden plaats op de woensdag in de periode van 2 t/m 8 maart (of in een schrikkeljaar in de periode 1 t/m 7 maart). De dag van de verkiezingen is gekoppeld aan de dag van de kandidaatstelling: artikel F 1 van de kieswet bepaalt dat de kandidaatstelling plaatsvindt op de dinsdag in de periode van 18 t/m 24 januari. Artikel J I, Kieswet, bepaalt vervolgens dat de verkiezingen plaatsvinden op de 43e dag na de kandidaatstelling. Indien de Kamer wordt ontbonden dient de kandidaatstelling binnen 40 dagen na de ontbinding van de Kamer plaats te vinden, waarna de verkiezingen weer 43 dagen later worden gehouden.
De stemming vindt plaats tussen 7.30 en 21.00 uur. Alle gemeenten zijn opgedeeld in stemdistricten, waarvan de bepaling van de grootte wordt overgelaten aan B&W. In elk district is een stembureau gevestigd, waar drie leden toezicht houden. Na de stemming worden de stemmen per stembureau geteld, waarna het proces-verbaal naar het hoofdstembureau van de kieskring wordt gezonden. Het hoofdstembureau stelt de uitslag per kieskring vast – nadat eventueel hertellingen zijn gehouden – en zendt de processen-verbaal naar het centraal stembureau. Bij tweede-kamerverkiezingen treedt de Kiesraad op als centraal stembureau.
De Kiesraad stelt vervolgens de definitieve uitslag en de zetelverdeling vast (voor de vaststelling van de zetelverdeling, zie De zetelverdeling ). De uitslag en de zetelverdeling worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant.