Ten aanzien van de jaren 1840-1848 is wat Nederland betreft wel gesproken over een nationale identiteitscrisis. Het eindverdrag met België had de politiek bewuste delen van de bevolking van Nederland in een katerstemming gebracht. De troonsafstand van Willem I in 1840 symboliseerde het failliet van het gevoerde beleid. De vele offers die in de confrontatiepolitiek tegen de opstandige Belgen moesten worden gebracht hadden geleid tot een financiële noodsituatie. De omstandigheid dat Nederland zich in een diplomatiek isolement had bevonden ondermijnde bij velen het vertrouwen in het vermogen van Nederland om het hoofd te bieden aan een nieuwe Europese crisis, bijvoorbeeld als gevolg van wederom revolutionaire woelingen in Frankrijk. In plaats van zich te verzoenen met het feit dat Nederland na de scheiding was gedaald tot de rang van kleine staat werd door sommigen zelfs getwijfeld aan de levensvatbaarheid van een onafhankelijke Nederlandse natie. Dat in Nederland gedurende deze jaren een geest van defaitisme rondwaarde bleek toen in het revolutiejaar 1848, mede onder invloed van de stagnatie in economie en handel, openlijk werd gepleit voor de overdracht van Limburg aan het nieuwe revolutionaire Duitsland.
Twijfel aan nationale identiteit
Laatst bijgewerkt 1 augustus 1993