De vakbeweging blijft na de Tweede Wereldoorlog gekenmerkt door verzuiling én intensieve samenwerking tussen de vakcentrales. Van deze samenwerking in de Raad van Vakcentrales (later: Raad van Overleg) en in de STAR, was de Eenheidsvakcentrale (EVC) uitgesloten. De EVC had tot 1951 meer leden dan het CNV en was intern goed georganiseerd, maar werd door de regering niet als onderhandelingspartner erkend vanwege haar weigering het werknemersbelang ondergeschikt te maken aan het algemene belang van de geleide loonpolitiek. Hierdoor raakte de EVC geïsoleerd, waardoor weinig werknemers zich aansloten.
Een latere concentratiebeweging was de fusie van NVV en NKV (Nederlands Katholiek Vakverbond) in 1981 in de Federatie van Nederlandse Vakbeweging (FNV). Daartegenover stond de komst van MHP (1974) als reactie op het streven van de vakbeweging naar inkomensnivellering. Ook kwam in de jaren tachtig het Ambtenarencentrum op, dat in 1998 werd opgenomen in de FNV.