Belangrijk voor de betekenis – en misschien ook wel voortbestaan – van de vakbeweging is of zij zich in de toekomst alleen gaat bezighouden met de behartiging van de (dagelijkse) materiële belangen van werknemers of ook (nog) met het bereiken van een structureel betere positie van loon- en inkomensafhankelijke burgers in de maatschappij. In de afgelopen eeuw is de sociale zekerheid en de medezeggenschap van werknemers in vertegenwoordigende organen en op de werkplek structureel verbeterd. Mede hierdoor wordt minder in de tegenstelling werkgever-werknemer gedacht en is de weerbaarheid van veel werknemers verhoogd. De vraag is of hiermee de emancipatiefunctie van de vakbeweging is uitgewerkt. Alleen verdediging van eerder bereikte zeggenschapsposities en sociale voorzieningen is (te) schraal. Net als in het verleden zullen werknemersorganisaties de actuele sociale problematiek van werknemers moeten doordenken. Gezien de individualiseringstrend en veranderingen op de arbeidsmarkt zal de emancipatiefunctie in de toekomst minder kunnen worden gevonden in het aanbieden van collectieve voorzieningen en ligt een beleidsroute om de sociale weerbaarheid van mensen op de arbeidsmarkt te verhogen – de empowerment van individuele werknemers – voor de hand, zie:
- F.H.Tros, “Arbeidsverhoudingen: decentralisatie, deconcentratie en empowerment”, in: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 17 (2001) nr. 4, pp. 304-318
- R. Huiskamp, J. de Leede en J.C. Looise, Arbeidsrelaties op maat. Naar een derde contract?, Assen, 2002.