Vergoeding

Raadsleden ontvangen voor de uitoefening van hun functie geen salaris, maar zij ontvangen een vergoeding en een tegemoetkoming in de kosten (artikel 95 Gemeentewet, een dergelijke regeling werd in 1976 ingevoerd). De vergoeding wordt geregeld in een verordening van de raad en kan dus per gemeente verschillen. Het zijn van raadslid is uiteraard geen volledige dagtaak. Gemeenteraadsleden moeten dan ook openbaar maken welke andere functies dan het raadslidmaatschap zij vervullen. Een opgave daarvan moet ter inzage op het gemeentehuis worden gelegd (artikel 12 Gemeentewet).

Zie verder: G.J.J.J. Heetman, De rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers, Den Haag, 2008.

In 2009 werd in de Tweede Kamer een motie aangenomen om raadsleden die langer dan drie maanden en zonder dringende reden wegblijven van de raadsvergaderingen te korten op hun vergoeding voor het raadswerk. De bestaande mogelijkheid, op grond van AMvB om maximaal 20% te korten, werd te beperkt geacht, zie: Bijlage 30.693, Handelingen Tweede Kamer, nr. 20, Harmonisatie van uitkeringsrechten van leden van de Tweede Kamer, wijzigingen in verband met de openbaarmaking van nevenfuncties en inkomsten uit nevenfuncties van leden van de Eerste en Tweede Kamer en leden van het Europees Parlement en enkele technische wijzigingen.

De regering voerde deze motie niet uit. Dat was voor Heijnen (PvdA) reden om in 2011 een initiatiefwet op te stellen: Wet aanpak spookvertegenwoordigers, zie: Bijlage 33.073, Handelingen Tweede Kamer, nrs. 1 e.v.

Het voorstel treft raadsleden die gedurende tenminste een jaar afwezig zijn bij meer dan 50% van de vergaderingen. Een gekwalificeerde meerderheid van twee-derde van de gemeenteraad kan in dat geval de vergoeding met maximaal 100% verminderen.

Na het vertrek van Heijnen uit de Kamer werd het voorstel op 1 juli 2014 ingetrokken.

Minister Plasterk liet de Kamer in september 2014 weten dat een juridisch houdbaar voorstel om de zelden tot nooit aanwezige lokale en provinciale volksvertegenwoordigers, die hiervoor geen dringende reden hebben, op hun vergoeding te korten, niet mogelijk is, zie: Bijlage 33.691, Handelingen Tweede Kamer, 2013-2014, nr. 18, brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 11 september 2014.

In mei 2013 besloot het kabinet de wachtgelduitkeringen voor gemeenteraadsleden en voor statenleden af te schaffen. Gemeenten en provincies mogen vanaf 1 juli 2013 geen nieuwe regelingen meer maken. Na de gemeenteraadsverkiezingen  van 2014 en de provinciale verkiezingen van 2015 verdwijnen de bestaande regelingen. Alleen zittende raads- en statenleden kunnen dus nog een uitkering krijgen als zij na de komende verkiezingen niet terugkeren. De meeste gemeenten en provincies hebben dergelijke regelingen al niet of niet meer.

Scroll naar boven