Bij grote delen van de Nederlandse bevolking bestonden direct na de bevrijding gevoelens van wrok en drang tot vergelding met betrekking tot de Duitsers, die mede tot uiting kwamen in eisen van financieel-economische en territoriale aard. Het eerste na-oorlogse kabinet, geleid door W. Schermerhom, maakte duidelijk dat Nederland van Duitsland in tweeërlei opzicht genoegdoening verlangde: herstelbetalingen en overdracht aan Nederland van een deel van het Duitse grondgebied.
Op beide punten heeft Nederland bij lange na niet zijn zin gekregen. Dat Nederland uiteindelijk slechts een fractie ontving van wat het aanvankelijk aan schadevergoeding opeiste had rechtstreeks te maken met de omstandigheid dat het economisch herstel van Duitsland een voorwaarde voor de wederopbouw van Nederland was. Snel brak het besef door dat indien alle eisen tot schadeloosstelling die Duitslands buurstaten hadden gesteld zouden worden ingewilligd, de Duitse economie volledig in elkaar zou storten. Uiteraard was een dergelijke uitkomst niet in het belang van Nederland. Ten aanzien van de Nederlandse aanspraken op Duits gebied valt op te merken dat weliswaar opeenvolgende kabinetten met een zekere koppigheid aan deze eisen hebben vastgehouden, maar dat de ontwikkeling van de internationale toestand zich meer en meer tegen omvangrijke annexaties ten koste van de door de westelijke landen bezette gebiedsdelen van het voormalige Duitse rijk ging keren.
Naarmate het antagonisme tussen deze landen en de Sovjet-Unie in intensiteit toenam, werd de betekenis van West-Duitsland voor het Westen steeds groter. De Verenigde Staten en Engeland in het bijzonder waren niet bereid de Westduitsers van zich te vervreemden door tegemoet te komen aan de vergaande territoriale aspiraties van de Nederlanders. Trouwens ook in Nederland zelf werd het belang ingezien van het versterken van het westerse potentieel met dat van West-Duitsland. Tenslotte moest Nederland zich in 1949 tevreden stellen met bescheiden grenscorrecties, namelijk de overdracht van de Duitse dorpen Elten en Tuddem, die bij elkaar 10.000 inwoners telden. Ter vergelijking: de oorspronkelijke Nederlandse gebiedsaanspraken kwamen neer op een uitbreiding van het Nederlandse grondgebied met ongeveer één derde en toeneming van het inwonertal met anderhalf miljoen mensen!