In de periode 1920-1965 bereikte de verzuiling in Nederland haar hoogtepunt en vond er weinig collectieve actie buiten de zuilen om plaats; zie voor de verzuiling Hoofdstuk B1000 Verzuiling en ontzuiling.
Er waren evenwel onder de Nederlandse bevolking ook politieke en maatschappelijke stromingen die zich keerden tegen de verzuiling en hun weliswaar geringe omvang trachtten te compenseren met radicale, in het oog lopende acties. Ter rechterzijde waren dit in de jaren twintig en dertig rechtsautoritaire bewegingen, zoals de boerenbeweging Landbouw en Maatschappij. Dit rechtse protest kreeg na de Tweede Wereldoorlog vervolg in de Vereniging voor Bedrijfsvrijheid in de Landbouw en de daarmee verbonden Boerenpartij, die zich keerden tegen het Landbouwschap in het bijzonder en de „aantasting van de vrijheid” door sociaaleconomische ordening in het algemeen. Ter linkerzijde lieten communistische, min of meer anarchistische en links-socialistische groeperingen veelvuldig van zich horen met antikapitalistische en antimilitaristische acties.
Daarnaast waren er enkele bewegingen actief die zich geheel of grotendeels aan de verzuiling wisten te onttrekken, met name de milieu-, vredes- en jeugdbeweging. De milieubeweging, die in ons land rond 1900 ontstaan was, richtte zich vooral op het behoud en de aankoop van natuurterreinen. De vredesbeweging was een pluriform geheel, waarin vooruitstrevende liberalen, anarchisten, communisten, radicale protestanten en sociaal-democraten actief waren. Zij was vooral in de jaren twintig actief, met als „hoogtepunt” het door SDAP en NVV in 1923 georganiseerde petitionnement tegen de zogeheten vlootwet, die voorzag in de uitbreiding van de vloot in Nederlands-Indië. Het petitionnement was naar de toenmalige maatstaven een groot succes en leverde 1.132.228 handtekeningen op van personen van 18 jaar en ouder. De campagne had het gewenste effect, want met een minimale meerderheid verwierp de Tweede Kamer het wetsontwerp.
De Nederlandse jeugdbeweging, die eveneens in de jaren twintig haar grootste bloei doormaakte, was in het algemeen sterk op het antimilitarisme en socialisme georiënteerd. De geheelonthouding nam als symbool voor de totale vernieuwing van mens en maatschappij en de totale breuk met de oude, door genotzucht verdorvene wereld een belangrijke plaats in.
De Tweede Wereldoorlog en de bezetting van Nederland door de Duitsers in de jaren 1940-1945 betekenden uiteraard een ingrijpende verandering in de maatschappelijke en politieke verhoudingen in ons land. In die periode was van institutionalisering van collectieve actie in de vorm van sociale bewegingen geen sprake meer en was het voor tegenstanders van het nationaal-socialistische regime niet of nauwelijks mogelijk op legale wijze te pogen de besluitvorming van de machthebbers te beïnvloeden. Toch ontstond er in het begin van de bezetting een groepering die al snel trekken kreeg van een sociale beweging, de Nederlands(ch)e Unie. Dit was een door het driemanschap De Quay – Einthoven – Linthorst Homan opgerichte organisatie waarover toen en later politieke strijd zou worden gevoerd. Het driemanschap wilde namelijk weliswaar de belangen van het Nederlandse volk behartigen maar verklaarde tevens de gewijzigde verhoudingen te erkennen, dat wil zeggen dat het zich neerlegde bij de bezetting van Nederland door de Duitsers.
De Nederlandse Unie is een typisch voorbeeld van een organisatie die zich anders ontwikkelt dan de oprichters beoogden; vele Nederlanders, in totaal ongeveer vierhonderdduizend, sloten zich aan bij de Unie, die zij anders dan De Quay c.s. beschouwden als een „legale” verzetsorganisatie. Vooral de „onvaderlandslievende” NSB (Nationaal-Socialistische Beweging) was voor veel leden van de Unie een steen des aanstoots en er deden zich herhaaldelijk schermutselingen voor tussen NSB-ers en aanhangers van de Nederlandse Unie. De Duitsers gaven aanvankelijk de Unie enige speelruimte, maar verboden de organisatie uiteindelijk in december 1941.
De boerenbeweging Landbouw en Maatschappij wordt uitgebreid beschreven in: J. H. de Ru, Landbouw en Maatschappij. Analyse van een boerenbeweging in de crisisjaren, Deventer, 1979.
De meest uitvoerige publicaties over de geschiedenis van de vredesbeweging zijn:
- De Wapens Neder. De ontwikkeling in het denken over sociale actie, geweldloze strijd en antimilitarisme in Nederland, Nijmegen, 1985
- G. van den Boomen, Honderd jaar vredesbeweging in Nederland. Van socialisten tegen oorlog tot vrouwen voor vrede, Amsterdam, 1983.
Het standaardwerk over de geschiedenis van de jeugdbeweging is: G. Harmsen, Blauwe en rode jeugd. Ontstaan, ontwikkeling en teruggang van de Nederlandse jeugdbeweging, Nijmegen, 1975.
Veel informatie over de „vroege” milieubeweging is te vinden in: H.P. Gorter, Ruimte voor natuur. 80 jaar bezig voor de natuur van de toekomst, ’s-Graveland, 1986.