Behalve de keuze voor een partij kunnen kiezers bepalen of zij hun stem uitbrengen op de lijsttrekker van de betrokken partij of op een lager geplaatste kandidaat. Er kunnen allerlei redenen zijn om blijk te geven van de voorkeur voor een lager geplaatste kandidaat. Eén van die redenen kan zijn het belang dat de kiezer hecht aan het geslacht van de kandidaat. In tabel 4 staan gegevens over voorkeurstemmen op vrouwelijke kandidaten uitgebracht in verkiezingen voor de Tweede Kamer in de periode 1971-1989.
Tabel 4. Percentage op vrouwelijke kandidaten uitgebrachte voorkeurstemmen, percentage vrouwelijke kandidaten en aantal kamerleden bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer, 1971-1989
1971 |
1972 |
1977 |
1981 |
1982 |
1986 |
1989 |
|
Percentage voor- |
|||||||
keurstemmen op |
13,8 |
20,9 |
23,2 |
34,0 |
33,4 |
18,4 |
43,4 |
vrouwelijke kandidaten (a) |
|||||||
Percentage vrouwelijke |
|||||||
kandidaten (b) |
10,7 |
11,5 |
13,6 |
15,5 |
22,7 |
25,4 |
29,6 |
Aantal vrouwelijke kamerleden |
12 |
14 |
20 |
22 |
25 |
26 |
32 |
a. Berekend op basis van de absolute aantallen voorkeurstemmen.
b. Vrouwelijke lijsstrekkers vanzelfstrekend niet meegerekend.
Data: Nederlandse Staatscourant
Bron: R.C. Hessing, Voorkeurstem spreekt nog te weinig aan, in: Namens. Tijdschrift over vertegenwoordiging en democratisch bestuur, 5 (1990), nr. 3, pp. 4-8.
Vanaf 1971 is voor de verkiezingen van de Tweede Kamer het percentage voorkeurstemmen op vrouwelijke kandidaten bekend. Gerelateerd aan het relatieve aantal vrouwelijke en mannelijke kandidaten op de lijsten, worden er meer voorkeurstemmen uitgebracht op vrouwelijke kandidaten. Bovendien is er sprake van een stijging: in 1971 was van het totaal uitgebrachte aantal voorkeurstemmen het percentage voorkeurstemmen op vrouwelijke kandidaten 13,8 en in 1989 43,3. Wel waren er in 1989 meer vrouwelijke kandidaten (29,6 %).
Bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten in 1991 zijn 52 kandidaten, waaronder 35 vrouwen, rechtstreeks met voorkeurstemmen gekozen.
Over voorkeurstemmen op vrouwelijke kandidaten, zie:
- Mededelingenblad nr. 3, in: Vrouwenbelangen, 56 (1991), nr. 3 (mei/juni)
- W. Stigter-Gonggrijp, Over democratie en voorkeurstem, in: Vrouwenbelangen, 55 (1990), nr. 1 (jan.), pp. 3-4
- R.C. Hessing, Voorkeurstem spreekt nog te weinig aan, in: Namens, 5 (1990), nr. 3, pp. 4-8
- M.H. Leijenaar, De geschade heerlijkheid. Politiek gedrag van vrouwen en mannen in Nederland, 1918-1988, ’s-Gravenhage, 1989, pp. 46-48
- R.C. Hessing, Bij voorkeur. Een onderzoek naar het gebruik van voorkeurstemmen, Acta Politica, 20 (1985), pp. 157-176.
In opdracht van de Vereniging voor Vrouwenbelangen heeft het onderzoeksbureau Inter/View Research een aantal malen gepeild hoeveel voorkeurstemmen op vrouwelijke kandidaten zouden worden uitgebracht. De peilingen gehouden na de Tweede Kamerverkiezingen van 1994 laten zien dat 77% van de geïnterviewde kiezers op de lijsttrekker had gestemd. In totaal stemden 16% op een vrouwelijke kandidaat. Van hen koos 29% weer voor een vrouwelijke lijsttrekker. Zie: Interview Research, Stemmen op een Vrouw, onderzoek in opdracht van De Vereniging voor Vrouwenbelangen, 1991, 1993, 1994.
Ook bij gemeenteraadsverkiezingen is er onderzoek uitgevoerd naar voorkeurstemmen op vrouwelijke kandidaten. Het meest recente onderzoek is uitgevoerd door Krops en Lasthuizen in 1994 in 58 gemeenten. Zij hebben de kandidatenlijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen van 1994 uit die gemeenten bestudeerd en de uitkomsten van de verkiezingen geanalyseerd. Het bleek dat van de 416 gekozen vrouwelijke raadsleden in die gemeenten er 19% direct met voorkeurstemmen waren gekozen, terwijl van de 1172 gekozen mannelijke raadsleden er slechts 6% direct met voorkeurstemmen waren gekozen. Maar slechts vier vrouwen en negen mannen werden vanaf een onverkiesbare plaats met voorkeurstemmen gekozen. Verder blijkt uit dit onderzoek dat de voorkeurstemmen aan vrouwen vooral in de randstad-provincies worden uitgebracht en in de grotere gemeenten. Zie: C.J. Krops en K. Lasthuizen, „Bij voorkeur een vrouw. Een onderzoek naar voorkeurstemmen in de lokale politiek”, paper Katholieke Universiteit Nijmegen, vakgroep Politicologie, pp. 32, 1995.
Zie ook:
- Emanciaptieplatform Hengelo, „Voorkeurstemmen Gemeenteraadsverkiezingen Hengelo 1994”. Emancipatieplatform Hengelo, 1994, pp. 10
- A. Angerman en C.J. Krops, „Verkiezingen 1994: een onderzoek naar gekozen vrouwen in 58 gemeenteraden na de verkiezingen op 2 maart 1994”, in: Vereniging voor Vrouwenbelangen, Utrecht, 1994, p. 7
- W. Kuiper en H. Koning, Kiezersvolmachten en voorkeurstemmen, in: A. F. A. Korsten en W. Kuiper (red.) Limburg kiest. Ontwikkelingen in de lokale politiek rondom de gemeenteraadsverkiezingen van maart 1990. Zeist, 1991, pp. 189-205
- W. Wubs en M. Bouman-Heeger, Een vrouw gekozen? Een onderzoek naar de betrokkenheid van vrouwen bij de Drentse gemeenteraadspolitiek en naar de voorkeurstemmen voor vrouwen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1978, 1982, 1986. Drentse Vrouwenraad, 1986, pp. 18.
Tot aan het verkiezingsjaar 1998 was de voorkeursdrempel gesteld op de helft van de kiesdeler. Voor de Tweede Kamerverkiezingen betekende dat een kandidaat ongeveer 30.000 stemmen diende te behalen. Vanaf 1998 is deze voorkeursdrempel verlaagd tot een kwart van de kiesdrempel. Dit geldt ook voor gemeenten met meer dan 20.000 inwoners.