Het leeuwendeel van het voorspellende verkiezingsonderzoek komt voor rekening van een aantal commerciële onderzoekbureaus. Dit type onderzoek kent in Nederland een lange traditie. Het oudste onderzoekbureau dat zich regelmatig heeft beziggehouden met verkiezingsonderzoek in Nederland is de Nederlandse Stichting Voor Statistiek, opgericht in 1940 en thans werkzaam onder de naam NSS Marktonderzoek BV. Na de tweede Wereldoorlog kwam de Nederlands tak van de Gallup-organistaie tot ontwikkeling, het Nederlandse Instituut voor de Publieke Opinie en het Marktonderzoek BV (NIPO), en ook dit bureau hield zich met electoraal onderzoek bezig. Beide genoemde bureaus zijn nog steeds actief op dit terrein.
In de loop der tijd hebben ook andere onderzoekbureaus zich begeven op het gebied van het verkiezingsonderzoek, zoals Attwood Statistics NV, Bureau Lagendijk en Veldkamp/Marktonderzoek. Momenteel zijn, naast NSS en NIPO, de belangrijkste onderzoekbureaus op dit terrein Inter/View en INTOMART.
In een ideale werk zou het werk van de onderzoekers relatief eenvoudig zijn. In elk inleidend statistiekboek is een uiteenzetting te vinden over het trekken van een steekproef op basis waarvan schatting kunnen worden gemaakt aangaande karakteristieken schattingen kunnen worden gemaakt aangaande karakteristieken van de gehele onderzoekspopulatie. Volgens de steekproeftheorie dient eenvoudigweg een a-selecte steekproeftheorie uit het electoraat te worden getrokken, wordt vervolgens aan elke persoon een aantal correct geformuleerde vragen gesteld en kunnen de resultaten worden berekend. Zo zouden op basis van de vraag op welke politieke partij men van is te gaan stemmen de percentages voor alle partijen berekend kunnen worden en aldus de partij politieke krachtsverhoudingen van dat moment kunnen worden vastgesteld. De berekende percentages zouden, afhankelijk van de omvang van de, steekproef, binnen bepaalde bekende betrouwbaarheidsmarges liggen.
De werkelijke wereld zit echter beduidend gecompliceerder in elkaar maakt een correcte meting en “voorspelling” uiterst moeilijk. Zo is het vrijwel onmogelijk om een absoluut volledige lijst samen te stellen van alle kiesgerechtigden waaruit een steekproef zou dienen te worden getrokken. Een eenmaal getrokken steekproef levert opnieuw problemen op: om uiteenlopende redenen kan een deel van de in de steekproef opgenomen personen niet worden bereikt voor het maken van een afspraak voor een vraag gesprek. Anderen worden bereikt maar weigeren aan het onderzoek mee te doen. De omvang van de groep mensen die wel in de steekproef zijn opgenomen maar niet aan het onderzoek kunnen of wensen mee te doen (de zogenaamde non-Respons) wordt door de onderzoekbureaus niet bekend gemaakt: geschat wordt dat het hier om 25% à 50% van de betrokkenen gaat. Van degene die wel bereid zijn aan het vraaggesprek mee te werken, weten sommigen nog niet of zij op de verkiezingsdag zullen gaan stemmen en/of op welke partij zij bij komende verkiezingen een stem zullen uitbrengen. Zij moeten een antwoord op de vraag naar hun stemgedrag (hun stemintentie) schuldig blijven. Tenslotte bestaan er onder de ondervraagden die een (voorgenomen) partijkeuze bekend maken verschillen in de zekerheid die men heeft met betrekking tot die keuze; voor een deel van deze ondervraagden kan de uiteindelijke keuze vallen op een andere partij dan die waarop men eerder dacht en zei te zullen stemmen.
Om voorspellingen te kunnen doen met betrekking tot de verkiezingsuitslag, dienen opiniepeilers de genoemde problemen op de een of andere wijze het hoofd te bieden. Elk onderzoekbureau heeft hiervoor eigen procedures. De procedures van NSS, NIPO en Inter/View zullen hieronder beknopt worden beschreven.